Onderhoud en opstelling (figuur
Filterhuis (S) moet goed toegankelijk zijn. Voor het demonteren van het aanzuigrooster (G) en pomphuisdeksel (b) moet minstens 40 cm ruimte
aanwezig zijn. Koellucht opening (E) en ook de koellucht uitgang (F) bij de eenzijdige koellucht uitlaat (Fig.
bij de tweezijdige uitvoering (Fig.
worden.
De DTA kan slechts in horizontale positie probleemloos gebruikt worden.
Bij opstelling 1000 m boven de zeespiegel zal een capaciteits vermindering optreden. In deze gevallen verzoeken wij u om contact
met ons op te nemen.
De opstelling van de compressor op een vaste ondergrond is zonder verankering mogelijk. Bij opstelling in een constructie bevelen we het toepassen
van trillingsdempers aan. De trillingen van deze schottenpompen zijn zeer gering.
Installatie (figuur
en
)
De compressor mag niet zonder het standaard aangebrachte regel- en begrenzingsventiel gebruikt worden, waardoor de
toelaatbare overdruk (zie typeplaatje) niet overschreden wordt.
Het veiligheidsventiel is een slijtdeel en moet na 10.000 uur of in ieder geval na twee jaar vervangen worden.
Bij opstelling en gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden.
1. Drukaansluiting bij (B).
Bij een dunne of lange persleiding vermindert de capaciteit van de compressor.
2. De elektrische motorgegevens zijn op het typeplaatje of op het motortypeplaatje aangegeven. De motoren voldoen aan de DIN/VDE 0530 en
zijn in de beschermingsklasse IP 54 en de isolatieklasse B of F uitgevoerd. Het bijbehorende aansluitschema bevindt zich in de klemmenkast
van de motor. (vervalt bij uitvoeringen met stekker). Motorgegevens moeten met die van het aanwezige elektriciteitsnet vergeleken worden.
(Soort stroom, spanning, frequentie van het net, toegestane stroomsterkte).
3. Motor door middel van stekker (Q) c.q. motorbeveiligingsschakelaar aansluiten. ( voor de afzekering is een motorbeveiligingsschakelaar en voor
de trek ontlasting van de aansluitkabel is een Pg-wartel nodig).
We adviseren het gebruik van motorbeveiligingsschakelaars, welke de uitschakeling van de pomp tijdvertraagd uitvoeren, afhankelijk van een
te hoge stroom. Kortstondige electrische overbelasting kan bij een koude start op treden.
De elektrische installatie mag alleen door een erkende installateur met in achtname van NEN 60204 elektrisch aangesloten worden.
De gebruiker dient voor een werkschakelaar te zorgen.
Inbedrijfname (figuur
)
Het zakje met droogmiddel dient voor de inbedrijfname uit het filterhuis (S) te worden verwijderd.
Maximum aantal starts per uur: 12 (DTA 40 - 80), 10 (DTA 100 / 140)
1. Draairichting motor controleren door kort te starten (Draairichtingpijl (O)).
Let op (DTA 40 en DTA 50)! Bij deze start mogen de leidingen niet aangesloten zijn. ( bij tegengestelde draairichting en aangesloten
persleiding kan zich een vacuüm c.q. druk opbouwen, welke de lamellen kan beschadigen, wat weer tot lamellenbreuk kan leiden).
2. Drukleiding aan (B) aansluiten.
Indien de aangeloten leidingen (diameter gelijk aan de pompaansluiting) een lengte hebben van meer dan 5 meter adviseren wij u
om terugslagkleppen (ZRK) te monteren, teneinde het terugdraaien van de pomp te voorkomen.
De DRUVAC mag pas opnieuw worden gestart als de pomp volledig tot stilstand.
3. De gewenste drukniveaus kunnen met de regelventielen volgens de op de draaiknop aangebrachte aanduiding ingesteld worden.
Risico's voor bedieningspersoneel
Geluids emissie: De hoogste geluidspiek (meest ongunstigste richting en belasting), gemeten volgens de norm DIN 45635 deel 13 (in
overeenstemming met 3.GSGV) staan in de tabel aangegeven. Wij adviseren bij voortdurende aanwezigheid in de omgeving van de draaiende
pomp het gebruik van persoonlijke gehoorbeschermings middelen, om een blijvende beschadiging van het gehoor te voorkomen.
F
F
E
F
F
tot
)
) moet minstens 30 cm van de dichtstbijzijnde wand zijn. Uitgeblazen koellucht mag niet weer aangezogen
E
B
A
E
) en de beide koellucht uitgangen (F)