Sla voorzichtig op de tandboorkranskop (23) met een
houten of rubberen hamer. Houd met de andere hand
de kop vast, als deze van de spil (33) glijdt.
10.5 Werksnelheden
Let tijdens het boren op het juiste toerental. Dit is af-
hankelijk van de boordiameter en het materiaal.
De onderstaande lijst helpt u bij het kiezen van de toe-
rentallen voor de verschillende materialen.
De aangegeven toerentallen zijn slechts een richtwaarde.
ø
Giet-
Staal
boor
ijzer
3
2550
1600
4
1900
1200
5
1530
955
6
1270
800
7
1090
680
8
960
600
9
850
530
10
765
480
11
700
435
12
640
400
13
590
370
14
545
340
16
480
300
Instellen van de snelheid en de V-snaarspanning
bij dp16sl (afb. 13 en 13.1)
m Let op!
Voor het openen van de deksel altijd stekker uit het
stopcontact trekken. Wacht bij onderhouds-/instel-
lingswerkzaamheden altijd tot de machine volledig
tot stilstand is gekomen (gevaar voor letsel)! Nooit
de boormachine met een geopende afdekking van de
V-snaar laten draaien. Nooit in de draaiende V-snaar
grijpen.
U kunt verschillende spilsnelheden op uw standaard-
boormachine instellen:
1.
Als u het apparaat hebt uitgeschakeld, kunt u de
snaarbeschermkap (14) openen, door de borg-
schroef (15) los te draaien. Op de snaarbescherm-
kap (14) van de machine zijn alle instelmogelijkhe-
den van de spilsnelheid aangegeven
80 | NL
Alumi-
Ijzer
Brons
nium
2230
9500
8000
1680
7200
6000
1340
5700
4800
1100
4800
4000
960
4100
3400
840
3600
3000
740
3200
2650
670
2860
2400
610
2600
2170
560
2400
2000
515
2200
1840
480
2000
1700
420
1800
1500
www.scheppach.com
2.
Maak de spanning van de aandrijfriem (36) aan
de rechterzijde van de machinekop (8) los door de
vleugelschroef (37) los te draaien. Trek de rech-
terzijde van de motor (13) iets in de richting van
de spil (33) om de aandrijfriem (36) te ontspannen
3.
Draai de aandrijfriem (36) om de betreffende
snaarschijf (38)
4.
Druk de rechterzijde van de motor (13) iets naar
achteren om de aandrijfriem (36) weer te spannen.
5.
Haal de vleugelschroef (37) weer aan. De aandrijf-
riem (36) moet ongeveer 13 mm speling hebben
wanneer deze in het midden wordt samengedrukt.
6.
Sluit de snaarbeschermkap (14) en draai de borg-
schroef (15) vast.
7.
Als de aandrijfriem (36) tijdens het bedrijf door-
slipt, stelt u de riemspanning bij.
Let op:
Altijd riemschijven (38) gebruiken, die er tegenover lig-
gen. Als de riemschijven (38) op verschillende hoogte
worden gebruikt, wordt de aandrijfriem (36) verstoord.
Aanwijzing: Veiligheidsschakelaar
Als u de snelheid wilt instellen, moet u de afdekking
openen. Om gevaar voor verwondingen te vermijden,
wordt de boormachine door de veiligheidsschakelaar
automatisch uitgeschakeld.
10.6 Diepteaanslag (10) (afb. 14)
AANWIJZING:
Bij de kleminrichting in de bovenste positie moet het
uiteinde van de boor niet iets boven de bovenkant van
het werkstuk staan.
De diepteaanslag (10) maakt het mogelijk om de boor-
diepte te begrenzen. Hiertoe de gewenste boordiepte
instellen en met kartelmoeren (11) tegen de onderste
aanslag (12) vastschroeven.
10.7 Positioneren van het werkstuk (afb. 15)
Plaats een ondergrond (A) (bijv. van hout) tussen de
tafel en het werkstuk. Hierdoor kan worden voorkomen
dat bij het doorboren de achterzijde van het werkstuk
gaan versplinteren of wegbreekt. Om te vermijden dat
de ondergrond zich ongecontroleerd meedraait, moet
deze aan de linkerzijde van de kolom (5) zoals afge-
beeld, worden gesteund.