fout kunnen veroorzaken. Wacht 30 minuten en
probeer te vermijden dat er fouten gebeuren
bij de werking. Blijft de fout duren, uw erkend
servicecentrum contacteren.
7.1.2. DE MACHINE VERPLAATST ZICH NIET
De bodemhelling is te hoog.
Duw handmatig de machine naar de
bovenverdieping.
De thermische bescherming van de tractiemotor
is aan.
Stoppen van de machine en druk na 5 minuten op
de knop van de thermische onderbreker.
De batterijen zijn leeg..
Laad de batterijen.
De schakelaar van de toevoerhendel is kapot.
Vervang de schakelaar.
De motor stopte niet wanneer de machine aan
staat.
Plaats de machine op een vlak oppervlak doe de
machine aan en uit met de sleutel.
7.1.3. DE BORSTEL DRAAIT NIET
de borstel motor schakelaar is niet geselecteerd.
Druk op de knop voor het activeren van de borstels.
De borstelmotor thermische onderbreker staat
aan; de motor is oververhit.
Oplossen van de oorzaak (koorden of vergelijkbare
objecten die borstel blokkeren, oppervlakte te
ruw, enz.) druk op de "reset" onderbreker (de eerste
vanaf de bovenkant).
De motor is defect
Vervangen.
7.1.4. NIET GENOEG OF TE VEEL
REINIGINGSMIDDEL
De reinigingsmiddel tank is leeg.
Vul de tank met reinigingsmiddel volgens
aangeduid concentraat vermengd met water.
De borstels draaien niet meer
Activeer de borstels en druk op de
bedieningshendel.
Het ventiel watertoevoer staat dicht.
Aanpassen/vergroten zodat er voldoende
reinigingsmiddel wordt toegevoegd.
De reinigingsvloeistoffilter is verstopt.
Reinig het filter.
De leiding reinigingsmiddel is verstopt op een
bepaald punt.
Reinig de leiding door verwijderen van het vuil.
Het ventiel watertoevoer is verbrand.
Vervang het.
7.1.5. GEEN ZUIGKRACHT
De zuigslang is niet verbonden met de zuigmond.
Sluit de zuigslang correct aan.
De zuigslang of de zuigmond buis zijn verstop
Reinig de leidingen.
De zuiging motor is uitgeschakeld.
Activeren.
De vuilwatertank is vol.
Leegmaken.
De zuigmotor krijgt geen elektrische stroom of
wordt verbrand.
Controleer de aansluitingen en, voor het laatste
geval, vervang de motor
7.1.6. ONVOLDOENDE ZUIGKRACHT
Het tankdeksel is niet perfect gesloten.
Sluit het correct.
De zuigslang, de zuigmond leiding of de controle
compartiment is verstopt.
Reinig eventuele belemmeringen van de leidingen.
7.1.7. DE BORSTEL- OF DE ZUIGMOTOR BLIJFT
IN WERKING
De schakelaar is defect
Stoppen van de machine en het loskoppelen van
de batterijstekker en neem contact op met de
technische dienst.
7.1.8. DE ZUIGSTRIPS ZIJN NIET SCHOON OF
DROGEN NIET EFFICIËNT
De zuigstrips rubbers zijn versleten of slepen vuil
voort.
Vervangen of maak ze schoon.
De zuigmond aanpassing is niet correct; de
vooruitgang moet precies loodrecht staan op de
lopende richting.
Aanpassen van de zuigmond.
De zuigslang of de zuigmond buis zijn verstopt.
Reinig eventuele belemmeringen van de leidingen.
7.1.9. DE BATTERIJLADER WERKT NIET
Lading van de batterij wordt niet gestart.
Controleer dat de acculader aan de accu is aangesloten.
Raadpleeg de handleiding van batterij lader.
7.1.10. DE BATTERIJEN WERKEN NIET
Aan het eind van het laadproces, dan is de batterij
niet correct opgeladen (zie handleiding van de
fabrikant van de accu instructie-onderhoud)
Controleer de batterij lader foutbericht weergave
en controleer de gegevens vermeld op het display
(zie de acculader instructiehandleiding).
De batterijen zijn nieuw en genereren niet 100%
van de nominale prestaties.
De accumulator bereikt de maximale prestaties na
20-30 volledige oplaadcycli.
De elektrolyt is verdampt en dekt niet volledig de
platen.
Controleren van de batterij en
onderhoudshandleiding fabrikant.
Er zijn belangrijke verschillen in dichtheid tussen
151