NL
3.2.4 Remmen
Om te remmen laat u de snelheidshendel los. De hendel zal terugkeren naar de neutrale stand
en de scooter remt zacht af tot stilstand. Oefen het rijden en remmen zodat u uw scooter gewoon
wordt; u dient te kunnen inschatten hoe uw scooter reageert bij het rijden en remmen.
3.2.5 Rijden in bochten en rond hoeken
WAARSCHUWING
• Minder uw snelheid vooraleer een bocht te nemen.
• Houd steeds voldoende zijdelingse afstand van hoeken en hindernissen.
• Neem geen S-bochten en maak geen onregelmatige bochten met uw voertuig.
Om hoeken en bochten te nemen, draait u het stuur met beide handen in de gewenste richting.
Let er bij bochten en hoeken altijd op dat er voldoende plaats is om de bocht of hoek te nemen.
Smalle doorgangen moeten bij voorkeur benaderd worden met een grote bocht zodat u het
smalste deel van de doorgang vrijwel recht kan nemen. Denk eraan dat uw scooter achteraan
meestal breder is dan vooraan.
3.2.6 Achterwaarts rijden
De snelheid bij het achterwaarts rijden wordt automatisch verlaagd in vergelijking met voorwaarts
rijden. We raden ook aan om de laagste snelheidsinstelling te gebruiken wanneer u achterwaarts
rijdt.
Denk eraan dat de stuurrichting bij het achterwaarts rijden tegenovergesteld is dan bij voorwaarts
rijden en dat uw scooter in de tegenovergestelde richting zal draaien.
De claxon zal piepen terwijl de scooter achteruit rijdt.
3.2.7 Rijden op hellingen
WAARSCHUWING
• Zet uw scooter nooit in vrijloopstand op een helling. De scooter kan beginnen te bewegen, wat
verwondingen bij uzelf of omstaanders kan veroorzaken.
• Neem geen bochten bij het afrijden van de helling. Door het gewicht van uw scooter kan deze
kantelen.
• Let erop dat de vier wielen altijd de grond raken tijdens het omhoog of omlaag rijden.
Omhoog rijden
• Rij de helling in rechte lijn op en met een hogere snelheid, en leun een beetje naar voor.
Als u de helling schuin neemt of te traag, bestaat er kans op kantelen of vallen.
• Keer nooit om op een helling.
Omlaag rijden
• Rij de helling in rechte lijn op (voorwaarts of achterwaarts) en met een lage snelheid. Als
u de helling schuin neemt of te snel, bestaat er kans op kantelen of vallen.
• Leun bij het voorwaarts afdalen een beetje naar achter; leun bij achterwaarts afdalen een
beetje naar voor.
3.2.8 Obstakels nemen
WAARSCHUWING
• Gebruik met uw scooter nooit de roltrap.
• Neem drempels altijd recht vooraan.
• Let erop dat de vier wielen altijd de grond raken tijdens het omhoog of omlaag rijden.
Gevaar voor letsel door kantelen
Gevaar voor letsel en/of schade
Kans op letsel door onverwachte beweging
10
One
2022-09
Uw scooter gebruiken