Inbedrijfstelling
Kettingolietank vullen
1. Het bereik rond de vulopening reinigen en evt.
zaagspanen en vuil verwijderen.
2. Het deksel van de kettingolietank verwijderen.
Afbeelding G
3. De kettingolie langzaam in de tank vullen.
Afbeelding H
4. Evt. gemorste kettingolie met een doek opnemen.
5. De kettingolietank met het deksel afsluiten.
Kettingspanning controleren
VOORZICHTIG
Scherpe ketting
Letsel door snijden
Draag bij alle werkzaamheden aan de ketting veilig-
heidshandschoenen.
1. De kettingbeveiliging verwijderen.
Afbeelding I
2. Voorzichtig aan de ketting trekken.
Afbeelding J
De afstand tussen geleidingsrail en ketting moet ca.
5,5 mm bedragen.
3. Evt. de kettingspanning instellen (zie hoofdstuk
Kettingspanning instellen).
Accupack monteren
1. Het accupack in de opname van het apparaat schui-
ven tot het hoorbaar vastklikt.
Afbeelding K
Werking
Algemene bediening
1. De boom en de takken op schade, zoals bijv. verrot-
ting, onderzoeken.
Bij beschadigde of rotte takken advies bij een pro-
fessionele boomverzorger inwinnen.
2. De kettingbeveiliging verwijderen.
3. Het apparaat met beide handen vasthouden.
Apparaat inschakelen
1. De handbescherming / hendel kettingrem in de rich-
ting van de greep trekken.
Afbeelding L
De kettingrem wordt gelost.
2. De ontgrendelingsknop apparaatschakelaar indruk-
ken.
Afbeelding M
3. De apparaatschakelaar indrukken.
Het apparaat start.
Werking onderbreken
1. De apparaatschakelaar loslaten.
Het apparaat stopt.
2. De handbescherming / hendel kettingrem in de rich-
ting van de geleidingsrail drukken.
Afbeelding N
De kettingrem wordt vastgezet en de zaagketting
geblokkeerd.
3. De accupack uit het apparaat verwijderen (zie
hoofdstuk Accupack verwijderen).
GEVAAR
Ongecontroleerde bewegingen van de kettingzaag
Levensgevaar door snijwonden
Vóór het zagen de snede plannen en gevaren herken-
nen.
De kettingzaag altijd stevig en met beide handen vast-
houden.
De kettingzaag niet centraal voor het lichaam lei-
den.
Afbeelding O
De kettingzaag naast het lichaam houden, zodat li-
chaamsdelen niet in het bewegingsbereik van de
kettingzaag komen.
Zoveel mogelijk afstand van het te zagen materiaal
houden.
Nooit op een ladder of in een boom staand werken.
Nooit op onstabiele locaties werken.
GEVAAR
Ongecontroleerde bewegingen van de kettingzaag
Levensgevaar door snijwonden
Vóór het zagen de snede plannen en gevaren herken-
nen.
De kettingzaag altijd stevig en met beide handen vast-
houden.
Bij het intrekken en bij een terugslag gaat het om een ef-
fect dat in principe tegengesteld is aan de looprichting
van de ketting op het gezaagde materiaal.
Afbeelding P
Intrekken
1
Terugslag
2
Als bij het zagen met de onderkant van de geleidingsrail
- bovenhands zagen - de kettingzaag klemt of een vast
voorwerp in het hout raakt, kan de kettingzaag schoks-
gewijs naar het zaagmateriaal worden getrokken.
Om het intrekken te vermijden, de klauwstop altijd
veilig aanbrengen.
Als bij het zagen met de bovenkant van de geleidingsrail
- onderhands zagen - de zaagketting klemt of een vast
voorwerp in het hout raakt, dan kan de kettingzaag in de
richting van de gebruiker teruggeslagen worden.
Om een terugslag te vermijden:
De bovenkant van de geleidingsrail niet inklem-
men.
De geleidingsrail tijdens het zagen niet verdraai-
en.
GEVAAR
Ongecontroleerde bewegingen van de kettingzaag
Levensgevaar door snijwonden
Vóór het zagen de snede plannen en gevaren herken-
nen.
De kettingzaag altijd stevig en met beide handen vast-
houden.
Bij een terugslag wordt de kettingzaag plots en oncon-
troleerbaar in de richting van de gebruiker geslingerd.
Een terugslag ontstaat als bijv. de zaagketting in het bo-
venste bereik van de zaagrailpunt per ongeluk een hin-
dernis raakt of ingeklemd wordt.
Afbeelding Q
Nederlands
Autogoods "130"
Werktechnieken
Werkpositie
Intrekken/terugslag
Terugslag
59