Achteruit rijden
GEVAAR
Verwondingsgevaar! Bij het achteruitrij-
–
den mogen derden niet in gevaar ge-
bracht worden, eventueel aanwijzingen
laten geven.
Bij het achteruitrijden weerklinkt een
–
pulserende waarschuwingstoon.
De snelheid bij het achteruitrijden is om
–
veiligheidsredenen lager dan de snel-
heid bij het vooruitrijden.
Rijrichtingsschakelaar op „achteruit"
stellen.
Langzaam op het gaspedaal drukken.
Instructie
Met het gaspedaal kan de rijsnelheid
traploos geregeld worden.
Remmen
Rijpedaal loslaten, het apparaat remt
zelf en blijft staan.
Over hindernissen heen rijden
VOORZICHTIG
Er mag niet over voorwerpen of vrijstaande
hindernissen gereden worden; deze mo-
gen ook niet verschoven worden.
Vaste hindernissen tot 5 cm kunnen
langzaam en voorzichtig bereden wor-
den.
Vaste hindernissen van meer dan 5 cm
mogen enkel met een geschikt platform
bereden worden.
Overbelasting van de rijmotor
Bij overbelasting wordt de motor van de
wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-
schakeld. Het controlelampje „Overbelas-
ting van de rijmotor" brandt rood zodra de
rokmotorstroom beperkt wordt. Bij overver-
hitting van de besturing worden alle aan-
drijvingen behalve claxon en filterreiniging
uitgeschakeld.
Apparaat gedurende minstens 15 minu-
ten laten afkoelen.
Schleutelschakelaar op „0" draaien,
korte tijd wachten en weer op „1" draai-
en.
Veegbedrijf
Gevaar
Gevaar voor verwonding! Bij geopende
grofvuilklep kan de veegwals stenen of split
naar voren wegslingeren. Erop letten, dat
geen mensen, dieren of voorwerpen in ge-
vaar gebracht worden.
VOORZICHTIG
Geen pakbanden, draden of soortgelijk ma-
teriaal opvegen; dit kan leiden tot een be-
schadiging van het veegmechanisme.
VOORZICHTIG
Om een beschadiging van de vloer te ver-
mijden de veegmachine niet ter plaatse ge-
bruiken.
Instructie: Om een optimaal reinigingsre-
sultaat te krijgen, moet de rijsnelheid aan
de omstandigheden aangepast worden.
Instructie: Tijdens het gebruik moet het
veeggoedreservoir op gezette tijden gele-
digd worden.
Instructie: Bij oppervlaktereiniging alleen
veegrol laten zakken.
Instructie: Bij reiniging van zijranden ook
de zijbezems laten zakken.
Vegen met keerrol
Programmaschakelaar op markering 2
zetten. Veegrol wordt neergelaten.
Instructie: Keerrol start automatisch.
Vegen met opgeheven grofvuilklep
Instructie: Voor het opvegen van grotere
deeltjes tot een hoogte van 50 mm, bv. si-
garettenpakjes, moet de grofvuilklep kort
opgeheven worden.
Grofvuilklep opheffen:
Pedaal grofvuilklep naar voren drukken
en vastgedrukt houden.
Voor het legen voet van het pedaal ne-
men.
Instructie: Alleen bij volledig naar be-
neden gelaten grofvuilklep ist een opti-
maal reinigingsresultaat te bereiken.
Vegen met zijbezems
Programmaschakelaar op markering 3
zetten. Zijbezems evenals keerrol wor-
den neergelaten.
Instructie: Veegrol en zijbezems lopen
automatisch aan.
Droge bodem vegen
Nat-/droogklep sluiten.
Vezelachtig en droog keergoed (bv.
droog gras, stro) opvegen
Nat-/droogklep openen.
Instructie: Op die manier wordt een
verstopping van het filtersysteem ver-
meden.
Vochtige of natte bodem vegen
Nat-/droogklep openen.
Instructie: De filter wordt zo tegen
vochtigheid beschermd.
Filterreiniging
Het apparaat beschikt over een automati-
sche filterreiniging.
De reiniging gebeurt automatisch alle ca.
15 seconden. Daarbij is een kort blaasge-
luid hoorbaar.
De ingebouwde stoffilter regelmatig op
verontreiniging controleren. Een te
sterk verontreinigde of defecte filter ver-
vangen.
Veeggoedcontainer leegmaken
Instructie: Wacht tot de automatische fil-
terreiniging beëindigd is en het stof neerge-
daald is, vooraleer u het veeggoedreservoir
opent of leegt.
Veeggoedreservoir lichtjes optillen en
uittrekken.
NL
7
-
Veeggoedcontainer legen.
Veeggoedreservoir erin schuiven en la-
ten vastklikken.
Tegenoverliggend veeggoedreservoir
leegmaken.
Apparaat uitschakelen
Instructie: Na het uitschakelen van het ap-
paraat wordt de stoffilter automatisch gerei-
nigd. Ca. 2 minuten wachten vooraleer de
apparaatkap geopend wordt.
Programmaschakelaar op markering 1
(rijden) zetten. Zijbezems en veegrol
worden opgeheven.
Sleutelschakelaar naar '0' draaien en
sleutel uittrekken.
Instructie
Het apparaat beschikt over een automati-
sche uitschakeling om de batterijen te be-
schermen tegen ontlading. Indien het
apparaat bij een ingeschakelde sleutel-
schakelaar langer dan 30 minuten niet ge-
bruikt wordt, schakelt het zelfstandig uit.
Transport
GEVAAR
Gevaar voor letsels en beschadigingen!
Houd bij het transport rekening met het ge-
wicht van het apparaat.
Sleutelschakelaar naar '0' draaien en
sleutel uittrekken.
Apparaat aan de wielen met spieën
vastzetten.
Apparaat met spankabels of koorden
vastzetten.
Bij het transport in voertuigen moet het
apparaat conform de geldige richtlijnen
beveiligd worden tegen verschuiven en
kantelen.
OPMERKING
Markeringen voor bevestigingspunten op
het basisframe in de gaten houden (ket-
tingsymbolen). Het apparaat mag voor het
op- of afladen alleen op hellingen tot max.
12% gebruikt worden.
63