Problemen Opsporen
Probleem
De vlam wordt niet
geactiveerd.
Vlam te laag.
Het apparaat
produceert een nare
geur.
De vlam produceert te
veel rook.
De lampen branden
niet en er is geen
vlam of rook.
Oorzaak
Stekker niet in het stopcontact gestoken.
Laag waterpeil.
Laagspanningsconnector niet correct
aangesloten. (Zie Afb. 5)
De transducer is niet goed in het
waterreservoir aangebracht.
Draaiknop omlaag gedraaid. (Zie Afb. 10)
De metalen schijf van de transducer is vuil.
(Zie Afb. 14)
De draad van de transducer loopt over de
metalen schijf.
Het luchtfilter moet mogelijk worden
gereinigd
Het luchtfilter is mogelijk niet correct
geplaatst
Oud of vuil water.
U gebruikt ongefilterd kraanwater.
Vlam te hoog ingesteld.
De watertank is leeg.
Corrigerende handeling
Controleer of de stekker goed in het
stopcontact is gestoken.
Controleer of de watertank gevuld is en
water in het waterreservoir aanwezig is.
Controleer of de connector correct is
aangebracht. (Zie Afb. 5)
Controleer of de transducer in het
waterreservoir is aangebracht.
Draai de draaiknop 'C' langzaam naar links.
(Zie Afb. 10)
Maak de metalen schijf met de
meegeleverde zachte borstel schoon. (Zie
Afb. 14) Zie 'Onderhoud' voor de procedure.
Voer de draad naar de achterkant van het
waterreservoir en zorg ervoor dat deze in de
uitsparing in de hoek van het waterreservoir
is aangebracht.
Verwijder het luchtfilter en reinig het.
Plaats het luchtfilter opnieuw
Maak het apparaat schoon, zie onderhoud.
Gebruik uitsluitend gefilterd kraanwater.
Draai de draaiknop 'C' ¼ slag per keer
rechtsom. Geef de vlamgenerator de tijd om
zich aan de nieuwe instelling aan te passen.
(Zie Afb. 10)
Volg de aanwijzingen in het hoofdstuk
Onderhoud, 'De watertank vullen'.
Controleer of u de stekker in het stopcontact
heeft gestoken en of de schakelaar 'A'
Afb. 10 'ON' ( I ) is geplaatst.
42