Voor de juiste mesinstelling
Uw schaafvlak zal ruw en ongelijk worden, indien het mes niet correct is ingesteld. Het mes moet dusdanig
gemonteerd worden dat de zijkant absoluut gelijk ligt ofwel parallel met het vlak van de achterzool.
Onderstaand enkele voorbeelden van juiste en onjuiste instellingen.
(A) Voor zool (beweegbaar)
(B) Achterzool (vast)
Correcte instelling
Happen in het oppervlak
Gutsen bij het
begin
Gutsen het eind
Instellen van schaafdiepte (Fig. 12)
De schaafdiepte is heel eenvoudig in te stellen door
de knop voor op het gereedschap te verdraaien.
Werking van de trekkerschakelaar
LET OP:
Alvorens de machine op netstroom aan te sluiten,
dient u altijd te controleren of de trekkerschakelaar
behoorlijk werkt en bij het loslaten naar de ''OFF''
positie terugkeert.
Voor machines zonder vergrendelknop en
ontgrendelknop (Fig. 13)
Om de machine in te schakelen, drukt u gewoon de
trekkerschakelaar in. Laat de schakelaar los om de
machine uit te schakelen.
Voor machines met een vergrendelknop (Fig. 14)
Om de machine in te schakelen, drukt u gewoon de
trekkerschakelaar in. Laat de schakelaar los om de
machine uit te schakelen. Voor continu gebruik, eerst
de trekkerschakelaar en dan de vergrendelknop
indrukken. Om de machine vanuit de vergrendelde
stand te stoppen, de trekkerschakelaar helemaal
indrukken en deze dan loslaten.
Voor machines met een ontgrendelknop (Fig. 15)
Een ontgrendelknop is voorzien om te voorkomen dat
de trekkerschakelaar per toeval wordt ingedrukt. Om
de machine te starten, druk de ontgrendelknop in en
druk dan de trekkerschakelaar in. Om de machine te
stoppen, de trekkerschakelaar loslaten.
Ofschoon dit zijaanzicht het niet
toont, draaien de snijkanten van het
mes perfect parallel met de
achterzool.
Oorzaak: Eén van beide messen
Oorzaak: Eén van beide messen
Oorzaak: Eén van beide messen
Schaven (Fig. 16)
Leg eerst het voorste zoolvlak plat op het oppervlak
van het werkstuk, zonder dat de messen nog iets
aanraken. Schakel het gereedschap in en wacht
totdat de messen op volle snelheid draaien. Hierna
beweegt u het gereedschap langzaam vooruit. Oefen
druk uit op het voorste gedeelte van het gereedschap
als u begint te schaven en op het achterste gedeelte
als het einde nadert.
Het schaven gaat gemakkelijker als u het werkstuk
een beetje schuin houdt, zodat u schaaft met het
gereedschap iets naar beneden gericht.
De snelheid waarmee u schaaft en de schaaftdiepte
bepalen het resultaat. De snelheid van het gereedsc-
hap zelf is zodanig dat de spanen nooit klemraken.
Voor ruw schaven kunt u de schaafdiepte vermeerd-
eren,
terwijl
voor
schaafdiepte verminderd moet worden en het gereed-
schap langzamer vooruitbewogen dient te worden.
staat niet parallel ingesteld
met achterzool.
steekt niet voldoende uit in
relatie tot achterzool.
steekt te ver uit in relatie tot
achterzool.
een
goede
afwerking
de
25