De drukleiding (11) brengt de te verpompen vloeistof van de pomp naar het aftappunt. Om stromingsverliezen te voorkomen,
is het raadzaam een drukleiding te gebruiken, die tenminste dezelfde diameter heeft als de drukaansluiting (5) van de pomp.
Breng direct na de pompuitgang een terugslagventiel (6) in de drukleiding aan, om de pomp tegen beschadiging door
drukstoten te beschermen.
Bovendien raden wij aan achter pomp en terugslagventiel een afsluitventiel (7) te installeren, zodat
onderhoudswerkzaamheden gemakkelijker kunnen worden uitgevoerd. Als u dan bij demontage van de pomp het
afsluitventiel sluit, kan de drukleiding niet leeglopen.
5.4.
Vaste installatie
Als u kiest voor een vaste installatie, zorg er dan voor dat de stekker altijd goed toegankelijk en zichtbaar is.
Bevestig de pomp op een geschikte, stevige ondergrond, als u deze vast wilt installeren. Om trillingen te verminderen, is het
raadzaam vibratiedempend materiaal - bijvoorbeeld een rubberlaag - tussen pomp en ondergrond aan te brengen.
5.5.
Gebruik van de pomp bij tuinvijvers en gelijkaardige plaatsen
Het gebruik van de pomp bij tuinvijvers en gelijkaardige plaatsen is principieel alleen toegestaan, wanneer er geen personen
in contact komen met het water.
Voor het gebruik bij tuinvijvers of gelijkaardige plaatsen moet de pomp via een aardlekschakelaar (FI-schakelaar) met een
nominale lekstroom ≤ 30 mA worden aangedreven (DIN VDE 0100-702 en 0100-738). Vraag bij uw elektrospeciaalzaak na of
uw installatie aan deze voorwaarden voldoet.
Het gebruik op soortgelijke locaties is uitsluitend toegestaan als de pomp stabiel en beveiligd tegen overstromend water op
een minimumafstand van twee meter van de waterrand is opgesteld en door een stabiele houder wordt voorkomen dat de
pomp in het water kan vallen. Het toestel dient hiertoe d.m.v. de hiervoor bedoelde bevestigingspunten met schroeven aan de
ondergrond te worden bevestigd (zie hoofdstuk „Vaste installatie").
6.
Elektrische aansluiting
Het toestel beschikt over een netsnoer met stekker. Om gevaren te voorkomen, mogen het netsnoer en de stekker uitsluitend
door een vakman worden vervangen. Draag de pomp nooit aan het netsnoer en gebruik het snoer niet om de stekker uit het
stopcontact te trekken. Bescherm de stekker en het netsnoer tegen hitte, olie en scherpe randen.
De gebruikte netspanning moet met de in de technische gegevens aangegeven waarden overeenstemmen.
De persoon die verantwoordelijk is voor de installatie moet verzekeren, dat de elektrische aansluiting beschikt
over een aarding die beantwoordt aan de norm.
De elektrische aansluiting moet van een gevoelige aardlekschakelaar (FI-schakelaar) zijn voorzien: ∆ = 30
mA (DIN VDE 0100-739).
Verlengkabels mogen geen kleinere doorsnede hebben dan rubberslangen met het symbool H07RN-F (3 x
1,0 mm²) conform VDE. Netstekkers en koppelingen moeten spatwaterdicht zijn.
7.
Ingebruikname
Raadpleeg ook de afbeeldingen in het aanhangsel aan het einde van deze handleiding. De cijfers en andere gegevens die
hierna tussen haakjes worden vermeld, verwijzen naar deze afbeeldingen.
zijn ontlucht - d.w.z. gevuld zijn met water. Als deze ontluchting achterwege blijft, zuigt de pomp de te
verpompen vloeistof niet aan. Het is raadzaam, maar niet per se nodig, daarnaast de aanzuigleiding te
ontluchten resp. met water te vullen.
De pomp mag uitsluitend voor het op het typeplaatje aangegeven toepassingsgebied worden gebruikt.
Drooglopen - het pompen van het toestel zonder waterdoorvoer - moet worden voorkomen, omdat de pomp
bij watergebrek oververhit kan raken. Dit kan aanzienlijke schade aan het toestel veroorzaken. Bovendien
bevat het systeem dan zeer heet water dat tot huidverbrandingen kan leiden. Trek in geval van oververhitting
Bij de eerste ingebruikname moet ook bij zelfaanzuigende pompen de pompbehuizing altijd volledig
NL