NL
waterpeil lager is dan de in de fabriek ingestelde
stand waarop de pomp start).
Opgelet: als er in deze modus op een gegeven
ogenblik geen water meer is, zal uw pomp ernstig
beschadigd raken. Laat de pomp nooit droog
functioneren.
Met de verschuifbare voet kan de hoogte van de pomp
worden geregeld, waardoor de ontwateringshoogte
kan worden geregeld, en de grootte van de deeltjes
die kunnen worden aangezogen.
WATERSTAND
(MM)
Waarop pomp
start
Auto. modus
Waarop de pomp
stilvalt
Voor de
Handmatige
inschakeling
modus
Max.Rest
Waterstand
5.5. POSITIE VAN DE POMP
Bij het plaatsen van de pomp moet u erop letten dat
de in de technische gegevens aangegeven maximale
dompeldiepte niet wordt overschreden.
Tegelijkertijd mag het minimum zelfaanzuigniveau
niet worden onderschreden. Tijdens het gebruik van
de pomp mag de waterstand dan tot het minimum
afzuigniveau dalen. Plaats de pomp op een stevige
ondergrond. Plaats de pomp nooit direct op losse
stenen of zand. Let er bij het plaatsen van de pomp
goed op dat de pomp niet kan omvallen of met zijn
aanzuigopeningen (7) in de bodem kan inzinken. Het
aanzuigen van zand, modder of soortgelijke stoffen
moet worden voorkomen.
Gebruik voor het plaatsen, optillen en dragen van de
pomp uitsluitend het handvat. Gebruik zonodig voor
het neerlaten en omhoogtrekken van de pomp een
geschikt touw dat aan het handvat wordt bevestigd.
Gebruik voor het plaatsen, optillen of dragen van de
pomp nooit de drukslang, het netsnoer of de kabel
van de vlotterschakelaar.
Indien nodig, gebruik een touw dat aan de
pomphandgreep is bevestigd, om te verlagen of
opnieuw te monteren. Gebruik nooit de afvoerleiding
of de elektrische kabel om de pomp op te tillen.
6. ELEKTRISCHE AANSLUITING
• Het toestel beschikt over een netsnoer met stekker.
Om gevaren te voorkomen, mogen het netsnoer
en de stekker uitsluitend door een vakman worden
vervangen. Draag de pomp nooit aan het netsnoer
en gebruik het snoer niet om de stekker uit het
stopcontact te trekken. Bescherm de stekker en
het netsnoer tegen hitte, olie en scherpe randen.
• De gebruikte netspanning moet met de in de
technische
overeenstemmen. De persoon die verantwoordelijk
is voor de installatie moet verzekeren, dat de
elektrische aansluiting beschikt over een aarding
die beantwoordt aan de norm.
• De elektrische aansluiting moet van een gevoelige
aardlekschakelaar (FI-schakelaar) zijn voorzien: Δ =
HELDER
WATER MET
WATER
DEELTJES
30 mA (DIN VDE 0100-739).
• Verlengkabels mogen geen kleinere doorsnede
hebben dan rubberslangen met het symbool
H07RN-F (3 x 1,0 mm²) conform VDE. Netstekkers
160
190
en koppelingen moeten spatwaterdicht zijn.
7. INGEBRUIKNAME
75
105
80
105
• Tijdens het gebruik van de pomp mogen zich geen
5
25
personen in het water bevinden.
• De pomp mag uitsluitend voor het op het typeplaatje
aangegeven toepassingsgebied worden gebruikt.
• Drooglopen – het pompen van het toestel zonder
waterdoorvoer – moet worden voorkomen, omdat
de pomp bij watergebrek overhit kan raken. Dit kan
aanzienlijke schade aan het toestel veroorzaken.
• Zorg ervoor dat de elektrische steekverbindingen
zich buiten het bereik van overstromend water
behivnden.
• Het is absoluut verboden den handen in de opening
van de pomp te steken zolang het toestel aan het
elektriciteitsnet is aangesloten.
Voer voor elk gebruik van de pomp een visuele
controle uit. Dit geldt in het bijzonder voor het
netsnoer en de stekker. Controleer of alle schroeven
goed vast zitten en de aansluitingen in goede staat
zijn. Gebruik nooit een beschadigde pomp. In geval
van schade moet de pomp door een vakman worden
gecontroleerd.
Bij elke ingebruikname moet er steeds nauwkeurig
op worden gelet dat de pomp veilig en stabiel wordt
geplaatst. Steek voor ingebruikname de stekker in
een wisselstroomstopcontact. Zodra de waterstand
het startniveau bereikt of overschrijdt, slaat de pomp
vanzelf aan. Trek de stekker uit het stopcontact
om het gebruik van de pomp te beëindigen. De
elektrische pompen uit de SPIDO beschikken over
een geïntegreerde thermische motorbeveiliging.
Bij overbelasting slaat de motor vanzelf af en
gaat na voldoende te zijn afgekoeld weer vanzelf
aan. Mogelijke oorzaken en de daarbijbehorende
oplossingen vindt u in het hoofdstuk "Onderhoud
en hulp bij storingen". Houd er rekening mee dat het
gegevens
aangegeven
waarden