Wanneer de niveauschakelaars worden geïnstalleerd, dient u de
volgende punten in acht te nemen:
1. Om aanzuigen van lucht en trillingen in ondergedompelde
pompen te voorkomen dient de stopniveauschakelaar zoda-
nig te zijn aangebracht, dat de pomp wordt uitgeschakeld,
voordat het waterpeil onder de bovenzijde van het pomphuis is
gedaald.
Voor droge installaties is de regel, dat het laagste stop niveau
tenminste 20 cm boven de opening van de zuigleiding wordt
afgesteld, zie afb. 7.
2. De startniveauschakelaar dient zodanig te zijn aangebracht
dat de pomp start bij het gewenste niveau. Het starten van de
pomp dient echter wel altijd plaats te vinden, voordat het
waterpeil de inlaatbuis van de put heeft bereikt.
3. Een eventuele hoog-niveau-alarmschakelaar boven de
startniveauschakelaar te zijn aangebracht. Het alarm dient
echter wel altijd te worden gegeven voordat het waterpeil de
inlaatbuis van de put heeft bereikt.
Opm.: De pompregeling mag niet in mogelijk explosieve ruimten
geplaatst worden.
Pompen geïnstalleerd in mogelijk explosie gevaar-
lijke omgevingen moeten altijd gevuld zijn met de
verpompte vloeistof.
Er moet een extra niveauschakelaar worden geïnstal-
leerd om er zeker van te zijn dat de pomp wordt
gestopt als de stopniveauschakelaar niet werkt.
4.5 Thermo schakelaars
Alle motoren zijn standaard voorzien van thermo schakelaars.
Er zijn drie schakelaars van bimetaal in de wikkelingen van de
stator verwerkt, het contact opent bij een te hoge temperatuur,
bijv. 150°C.
De spanning over de thermo schakelaars mag niet hoger dan
230 VAC zijn.
De thermo schakelaars zijn aangesloten via de controlekabel, zie
paragraaf 5. Elektrische aansluiting, en dienen aangesloten te
worden op het stuurstroomcircuit van de besturingskast.
Opm.: De motorbeveiligingschakelaar in de besturingskast moet
een contact hebben welke de voedingsspanning uitschakeld in
geval het stuurstroomcircuit door de thermo schakelaars wordt
aangesproken.
De installateur/gebruiker moet een automatische
stroomonderbrekingapparaat installeren voor in het
geval dat de thermo schakelaars of vochtdetectie
schakelaars niet werken.
4.6 Vochtdetectie schakelaars
Alle motoren zijn standaard voorzien van vochtdetectie schake-
laars.
Niet explosie-veilige pompen hebben één vochtdetectie scha-
kelaar, welke in de kamer onder het topdeksel is gemonteerd.
Explosie-veilige pompen hebben twee vochtdetectie schake-
laars, welke in de kamer onder het topdeksel zijn gemonteerd.
De vochtdetectie schakelaar is onomkeerbaar, zodat hij na
inschakeling moet worden vervangen.
De vochtdetectie schakelaars, zijn in serie geschakeld met de
thermo schakelaars en aangesloten via de controlekabel, zie
paragraaf 5. Elektrische aansluiting, en dienen aangesloten te
worden op het stuurstroomcircuit van de besturingskast.
Opm.: De motorbeveiligingschakelaar in de besturingskast moet
een contact hebben welke de voedingsspanning uitschakeld in
geval het stuurstroomcircuit door de vochtdetectie schakelaars
wordt aangesproken.
88
5. Elektrische aansluiting
De pomp dient volgens de in Nederland/België algemeen gel-
dende normen op het elektriciteitsnet te worden aangesloten.
De bedrijfsspanning en -frequentie staan vermeld op het type-
plaatje.
Spanningstolerantie: ±10% van het op het typeplaatje vermelde
voltage.
Controleer of de gegevens op het typeplaatje overeenkomen met
de stroomvoorziening.
De pomp dient op een externe werkschakelaar te zijn
aangesloten met minimaal 3 mm tussen de contac-
ten.
De pomp moet aangesloten worden op een motorbeveiligings-
schakelaar.
Het bedradingsschema voor directe start en ster-driehoek opstar-
ten worden respectievelijk in afb. 8 en afb. 9 weergegeven.
P1 en P2 zijn aangesloten in serie op de vochtdetectie en thermo
schakelaars.
P2 P1
Directe start
Afb. 8
P2
P1
Ster-driehoek
start
Afb. 9
De bovenkant van de explosie-veilige pompen in
droge opstelling zijn uitgerust met een externe aarde-
klem om een verbinding met de aarde te verzekeren.
Voor de installatie en de eerste keer inschakelen van
de pomp, moet de kabelcondities visueel gecontro-
leerd worden om kortsluiting te voorkomen.
L1
L2
L3
PE
W2
U2
V2
U1
V1 W1
PE
M
3
L1
L2
L3
PE
W2
U2
V2
U1
V1 W1
PE
M
3