OPGEPAST Als u de onderstaande stappen niet naleeft en opvolgt kan het elektronisch
brandstofmanagementsysteem beschadigd raken.
•
Start de motor NIET als de accukabels loszitten.
•
Draai de sleutel naar de stand UIT of verwijder de startsleutel voordat u de accu
loskoppelt, verwijderd en/of installeert.
•
Gebruik GEEN een acculader om de motor te starten.
•
Koppel de accukabels NIET los terwijl de motor werkt.
•
Wanneer u de accukabels aansluit, sluit u eerst de positieve (+) accukabel aan
en vervolgens de negatieve (-) accukabel.
•
Voordat u de accu oplaad, draait u de contactsleutel naar de stand UIT en
koppelt u de negatieve (-) accukabel van de accu los.
•
Sproei GEEN water rechtstreeks op de elektronische regelunit.
Carburateur en motortoerental
Stel de carburateur of het motortoerental niet af. De carburateur is in de fabriek
afgesteld voor een bevredigende werking onder de meest gangbare omstandigheden.
Wijzig niets aan de regulateur, koppelingen of andere onderdelen om het motortoerental
af te stellen. Als er afstellingen moeten worden uitgevoerd, neem contact op met een
erkende servicedealer van Briggs & Stratton voor onderhoud.
OPGEPAST
De fabrikant van de apparatuur heeft het maximale toerental voor de motor zoals
geïnstalleerd in de apparatuur gespecificeerd. Overschrijd dit toerental niet. Als u niet
zeker weet wat het maximale toerental van de machine is of waarop het motortoerental
in de fabriek is ingesteld, neem contact op met een erkende servicedealer van Briggs &
Stratton. Voor een veilige en correcte bediening van de machine mag het motortoerental
uitsluitend worden afgesteld door een gekwalificeerde servicemonteur.
Onderhoud aan de bougies
Controleer de elektrodeafstand van de bougie (A, afbeelding 10) met een draadkaliber
(B). Stel indien noodzakelijk de elektrodeafstand van de bougie bij. Installeer de
bougie en draai deze vast met het juiste aanhaalkoppel. Zie voor afstelling van de
elektrodeafstand en specificaties van het aanhaalkoppel het gedeelte Specificaties.
OPMERKING: In sommige gebieden is het wettelijk verplicht dat u een bougie met
weerstand gebruikt om ontstekingssignalen te verminderen. Als een bougie met
weerstand is geïnstalleerd door de fabrikant van de machine, gebruik dan hetzelfde type
voor vervanging.
Onderhoud aan het uitlaatsysteem
WAARSCHUWING
Tijdens het gebruik worden de motor en de demper heet. Als u een hete motor
aanraakt, kan dit thermische brandwonden veroorzaken.
Brandbare materialen, zoals bladeren, gras, snoeihout enz. kunnen vlam vatten.
•
Voordat u de motor of demper aanraakt, stop de motor en wacht twee (2)
minuten. Zorg ervoor dat de motor en de demper veilig zijn om aan te raken.
•
Verwijder vuil van de demper en de motor.
Overeenkomstig de California Public Resource Code Sectie 4442 is het verboden de
motor te gebruiken in de buurt van een bos-, kreupelhout- of grasgebied tenzij het
uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in Sectie 4442,
die in goede staat wordt gehouden. Andere staten of federale rechtsgebieden hebben
mogelijk vergelijkbare wetten; raadpleeg Federaal Voorschrift 36 CFR Deel 261.52.
Neem contact op met de fabrikant, verkoper of dealer om een vonkenvanger te
verkrijgen die geschikt is voor het op deze motor gemonteerde uitlaatsysteem.
Verwijder vuil uit de gebieden rondom de demper en cilinder. Inspecteer de uitlaat op
barsten, corrosie of andere beschadiging. Verwijder de deflector of vonkenvanger, als
de machine hiermee is uitgerust en inspecteer deze op beschadiging of koolverstopping.
Als u beschadigingen aantreft, installeer dan vervangingsonderdelen voordat u de
machine weer gebruikt.
WAARSCHUWING
Vervangende onderdelen moeten identiek zijn aan, en op dezelfde positie worden
geïnstalleerd als, de originele onderdelen. Andere onderdelen kunnen schade of letsel
tot gevolg hebben.
Motorolie verversen
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn ontvlambaar en explosief. Brand of explosies
kunnen brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
Tijdens het gebruik worden de motor en de demper heet. Als u een hete motor
aanraakt, kan dit thermische brandwonden veroorzaken.
•
Als u de olie aftapt uit de olievulbuis aan de bovenkant, dan moet de
brandstoftank leeg zijn. Als deze niet leeg is, kan er brandstoflekkage optreden
die brand of een explosie kan veroorzaken.
•
Voordat u de motor of demper aanraakt, stop de motor en wacht twee (2)
minuten. Zorg ervoor dat de motor en de demper veilig zijn om aan te raken.
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op correcte wijze worden
afgevoerd. Voer het niet met het huishoudelijk afval af. Neem contact op met de
plaatselijke autoriteiten, het servicecentrum of uw dealer voor veilige afvoer- of
recyclingbedrijven.
Olie verwijderen
1.
Maak bij een uitgeschakelde, maar warme motor de bougiekabel(s) (D, afbeelding
11) los en houd deze uit de buurt van de bougies (E).
2.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 12).
Olieaftapplug, indien geïnstalleerd
1.
Verwijder de olieaftapplug (F, afbeelding 13). Laat de olie in een goedgekeurde bak
stromen.
OPMERKING: Verwijder op de Oil Xtend de dop en het filter (F, afbeelding 15) om de
olie uit het oliehuis af te tappen.
OPMERKING: Als de olieaftapopening op uw motor een vrouwelijke aftapplug (F,
afbeelding 13) heeft, kunt u deze vervangen door een mannelijke aftapplug (F).
2.
Plaats, nadat de olie is afgetapt, de olieaftapplug (F, afbeelding 13) en zet deze
vast.
Snelle olie-aflaat, indien geïnstalleerd
1.
Koppel de slang van de olie-aflaat los (H, afbeelding 14) van de zijkant van de
motor.
2.
Draai de dop (I, afbeelding 14) van de olieafvoerslang los en neem deze af. Laat de
olieaftapslang (H) langzaam zakken in een goedgekeurde bak (J).
OPMERKING: Verwijder op de Oil Xtend de dop en het filter (F, afbeelding 15) om de
olie uit het oliehuis af te tappen.
3.
Als de olie is afgetapt, plaats de olie-aftapplug (I, afbeelding 14). Maak de
olieaftapslang (H) weer aan de zijkant van de motor vast.
Olie bijvullen
•
Zorg ervoor dat de motor waterpas staat.
•
Verwijder al het vuil rondom het olievulgebied.
•
Raadpleeg hoofdstuk Specificaties voor de oliecapaciteit.
1.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 16). Gebruik een schone doek om olie van de
peilstok te verwijderen.
2.
Giet de olie langzaam in de vulopening voor motorolie (C, afbeelding 16). Voeg
niet te veel olie toe in de olievulbuis. Wacht 1 minuut en controleer het oliepeil
opnieuw.
OPMERKING: Geen olie toevoegen aan de snelle olie-aflaat, indien aanwezig.
3.
Plaats de peilstok en zet die vast (A, afbeelding 16).
4.
Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. Het correcte oliepeil is bovenaan bij de
indicator voor vol (B, afbeelding 16) op de peilstok.
5.
Plaats de peilstok en zet die vast (A, afbeelding 16).
6.
Sluit de bougiekabel(s) aan op de bougie(s). Zie het gedeelte Olie verwijderen.
Vervang het oliefilter (Oil Xtend)
Tap de olie af. Raadpleeg het hoofdstuk Olie verwijderen.
1.
2.
Gebruik een 3/4" of 19 mm dopsleutel om de moer los te draaien (A, afbeelding 17)
bovenop de oliedop (B).
OPGEPAST Sla NIET met een hamer of ander voorwerp op de sleutel om de moer
bovenop de oliedop los te draaien. Gebruik een moersleutelverlenging als er meer
koppel noodzakelijk is om de moer los te draaien.
85