Toepassing
De machines zijn geschikt voor industriële toepassing, d.w.z.
dat de beveiligingen conform EN DIN 294 zijn volgens tabel 4
voor personen boven de 14 jaar.
Het maximale eindvacuüm (fijnvacuüm 2 mbar abs. of grofvacuüm 10
mbar abs) kan door de gebruiker bepaald worden (zie instelschroef (X)).
De VGD is geschikt voor het evacueren van gesloten systemen of voor
een continue vacuüm in de volgende bereiken:
Fijnvacuüm:
2 tot 200 mbar (abs.)
Grofvacuüm: 10 tot 600 mbar (abs.)
Bij een constant vacuüm buiten deze bereiken bestaat het gevaar van
olieverlies uit de uitblaasopening. Bij het evacueren van een gesloten
systeem van atmosferische druk tot een bepaalde einddruk bestaat dit
gevaar niet mits de bovenstaande drukken binnen 10 minuten bereikt
worden.
De aangezogen lucht mag waterdamp bevatten, maar geen
water of andere vloeistoffen. Agressieve of brandbare gassen
en dampen mogen niet verpompt worden. Voor waterdamp
verdraagzaamheid zie info I 200.
Bij het verpompen van brandbare of agressieve gassen en dampen,
met speciale uitvoeringen, dient men te
handelen volgens de veiligheidsvoorschrift XN 2.
De omgevingstemperatuur en de temperatuur van de aan-
gezogen lucht moet tussen de 5° en 40° C te liggen. Bij
temperaturen buiten deze waarden verzoeken wij u contact met ons
op te nemen.
De standaard uitvoering mag niet in ruimten gebruikt worden die explosie gevaarlijk zijn.
Een tegendruk aan de uitlaatzijde is slechts tot + 0,1 bar toegestaan.
Bij toepassingen, waarbij een ongeoorloofd uitzetten of een storing van de vacuümpomp tot gevaarlijke situaties voor personen
of installaties kan leiden, moeten voldoende veiligheidsmaatregelen genomen worden.
Onderhoud en opstelling (figuur
Bij een pomp welke op bedrijfstemperatuur is kunnen de delen (Q) een temperatuur bereiken welke boven de 70° C kan liggen. Men
dient deze delen niet aan te raken.
De olievuldop (H), het oliepeilglas (I) en de olieaftapplug (K) moeten goed toegankelijk zijn. De koelluchtinlaat (E) en de koelluchtuitlaat (F) dienen
tenminste 15 cm van de dichtstbijzijnde wand verwijdert te zijn (uitgeblazen koellucht mag niet weer aangezogen worden). Voor onderhouds-
werkzaamheden raden wij u aan om voor het filterhuis (D) en het uitblaasdeksel (T) 0,4 m afstand te bewaren.
De VGD vacuümpomp kan alleen in horizontale positie, zonder storingen gebruikt worden.
Bij een opstelling hoger dan 1000m boven zeeniveau kan een vermogensvermindering merkbaar zijn. In dat geval vragen wij u
contact met ons op te nemen.
De vacuümpomp kan zonder verankering op een vaste ondergrond worden opgesteld. Indien de pomp op een frame wordt gemonteerd adviseren
wij een bevestiging middels trillingsdempers. De trillingen van deze schottenpompen zijn zeer gering.
Installatie (figuur
en
)
Bij de opstelling en het gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden.
1. Vacuümaansluiting bij bevind zich op bij (A). De aangezogen lucht wordt door uitblaasopening (B) van het uitblaasdeksel (T) vrij uitgeblazen
worden of kan middels een slang of leiding weggevoerd worden.
Een te kleine of een te lange zuigleiding vermindert de capaciteit van de vacuümpomp.
De uitblaasopening (B) mag niet afgesloten worden en mag geen restricties hebben.
2. De smeerolie (voor geschikte oliesoorten zie "onderhoud") in de olievulopening (H) van het oliecarter vullen tot het midden van het oliepeilglas (I).
Olievuldop sluiten.
3. De elektrische motorgegevens bevinden zich op het typeplaatje (N) of op het motorplaatje. De motoren voldoen aan DIN/VDE 0530 en hebben
beschermklasse IP 54 en isolatieklasse F. Het aansluitschema bevindt zich in de aansluitkast van de motor (vervalt indien de motor voorzien
is van een stekkeraansluiting). Men dient de motorgegevens te vergelijken met het aanwezige elektriciteitsnet (stroomsoort, spanning,
netfrequentie, toelaatbare stroomsterkte).
4. De motor dient middels een motorbeveiligingsschakelaar te worden aangesloten op het elektriciteitsnet (voor de beveiliging van de motor dient
de motorbeveiligingsschakelaar, voor het vastzetten van de kabel dient de PG-schroef).
We adviseren het toepassen van een motorbeveiligingsschakelaar welke tijdvertragend uitschakelt, afhankelijk van een eventuele te hoog
amperage. Kortstondige elektrische overbelasting kan tijdens het starten optreden.
De elektrische installatie mag alleen door een erkende installateur met in acht name van NEN 60204 elektrisch aangesloten worden.
De gebruiker dient voor een werkschakelaar te zorgen.
Inbedrijfname (figuur
en
1. Draairichting motor controleren door kort te starten (draairichtingspijl (O)).
2. Motor na eventuele correctie van de draairichting opnieuw starten en na 2 minuten weer uitschakelen om de ontbrekende olie weer aan te
vullen (H) tot aan het midden van het oliepeilglas (I).
De vuldop mag niet geopend worden bij een draaiende vacuümpomp.
3. Zuigleiding bij (A) aansluiten.
4. Het vacuümbereik kan door het verdraaien van de instelschroef (X) ingesteld worden (zie figuur
Gevaren voor het bedienend personeel
1. Geluid emissie: De hoogste geluidspiek (meest ongunstigste richting en belasting), gemeten volgens de norm DIN 45635 deel 13 (in
overeenstemming met 3.GSGV) staan in de tabel aangegeven. Wij adviseren, bij een voortdurend oponthoud in de nabijheid van de draaiende
pomp, gehoorbeschermende middelen te gebruiken om een blijvende beschadiging van het gehoor te vermijden.
2. Oliedampen in de uitblaaslucht: Ondanks de best mogelijke olieafscheiding door de olienevelafscheider zal de uitgeblazen lucht geringe
olieresten bevatten die door reuk zijn vast te stellen. Continue inademen van deze dampen kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Men dient
daarom te zorgen voor een goede ventilatie van de opstellingsruimte.
en
)
)
H
M
K
Q
I
).
Q
N
max.
min.