Instructies Voor Het Onderhoud; Aanwijzingen Voor De Onderhoudsmonteur; Aanpassing Aan Een Ander Type Gas; Inbedrijfstelling - KBS 10516401 Instrucciones Para Instalación, Uso Y Mantenimiento

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 45
Laat de inwendige delen van het apparaat minstens tweemaal
per jaar schoonmaken door een geautoriseerd technicus.
Reinig het apparaat niet met directe waterstralen of stralen
met hoge druk.
Gebruik geen bijtende producten om de vloer onder het ap-
paraat schoon te maken.
GESATINEERDE
OPPERVLAKKEN
STAAL
Maak de oppervlakken schoon met een doek of spons en
water en gewone, niet-schurende reinigingsmiddelen. Wrijf
de doek in de richting van de satinering. Spoel de doek vaak
uit, en maak het apparaat vervolgens goed droog.
Gebruik geen schuursponzen of andere voorwerpen van ij-
zer.
Gebruik geen chemische producten die chloor bevatten.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, die de oppervlakken kun-
nen krassen of beschadigen.
BEREIDINGSBAKKEN
Maak de bakken schoon door het water aan de kook te bren-
gen, en voeg hieraan eventueel ontvettende producten toe.
Verwijder eventuele kalkafzettingen met geschikte pro-
ducten.

INSTRUCTIES VOOR HET ONDERHOUD

AANWIJZINGEN VOOR DE ONDERHOUDSMONTEUR

De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
Lees deze handleiding aandachtig, want zij levert belangrijke
informatie over de veiligheid bij de installatie, het gebruik en
het onderhoud van het apparaat.
De installatie, aanpassing aan een ander gastype en het on-
derhoud van het apparaat moeten worden uitgevoerd door
gekwalifi ceerd personeel dat hiertoe geautoriseerd is door de
fabrikant, in overeenstemming met de geldende veiligheid-
svoorschriften en de instructies in deze handleiding.
Stel het model van het apparaat vast. Het model wordt aan-
gegeven op de verpakking en op het gegevensplaatje van
het apparaat.
Installeer het apparaat alleen in vertrekken met voldoende
ventilatie.
Dek de luchtinlaat- en uitlaatopeningen van het apparaat niet
af.
Maak de onderdelen van het apparaat niet onklaar.

15 AANPASSING AAN EEN ANDER TYPE GAS

Zie het hoofdstuk "Instructies voor het onderhoud".

16 INBEDRIJFSTELLING

Na de installatie, aanpassing aan een ander gastype of on-
derhoudswerkzaamheden moet de werking van het apparaat
worden gecontroleerd. In het geval van storingen moet de para-
graaf "Oplossen van storingen", verderop in deze handleiding,
worden geraadpleegd.
16.1 GASAPPARATEN
Stel het apparaat in werking volgens de instructies en de
aanwijzingen voor het gebruik die te vinden zijn in het hoofd-
stuk "INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK", en controleer het
volgende:
de voedingsdruk van het gas (zie de volgende paragraaf).
de ontsteking van de branders en de goede werking van het
dampafvoersysteem.
16.1.1
GAS
Gebruik een manometer met een resolutie van minstens 0,1
mbar.
VAN
ROESTVRIJ
Demonteer het bedieningspaneel.
Verwijder de afdichtingsschroef van de drukaansluiting PP en
verbind de manometer.
Voer de meting uit terwijl het apparaat in werking is.
LET OP! Als de voedingsdruk van het gas niet binnen de limie-
ten ligt (Min. - Max.) die worden aangegeven in de tabel T2,
moet de werking van het apparaat worden gestopt en moet u
contact opnemen met het gasbedrijf.
Maak de manometer los en draai de afdichtingsschroef weer
helemaal in de drukaansluiting.
16.2 ELEKTRISCHE APPARATEN
Stel het apparaat in werking volgens de instructies en de
aanwijzingen voor het gebruik die te vinden zijn in het hoofd-
stuk "INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK", en controleer het
volgende:
de stroomwaarden van elke fase.
de inschakeling van de verwarmingsweerstanden.

17 OPLOSSEN VAN STORINGEN

17.1
De waakvlambrander ontsteekt niet
Mogelijke oorzaken:
De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
De leiding of de inspuiter is verstopt.
De gaskraan of de gasklep is defect.
De ontstekingsbougie is niet goed verbonden of defect.
De ontsteker of de bougiekabel is defect.
De waakvlambrander blijft niet branden of gaat uit tijdens
het gebruik
Mogelijke oorzaken:
De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
De gaskraan of de gasklep is defect.
Het thermokoppel is defect of onvoldoende verhit.
Het thermokoppel is niet goed verbonden met de kraan of de
gasklep.
De knop van de kraan of van de gasklep is niet voldoende
ingedrukt .
De hoofdbrander ontsteekt niet (ook al brandt de waakv-
lam)
Mogelijke oorzaken:
De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
De leiding of de inspuiter is verstopt.
De gaskraan of de gasklep is defect.
De brander is defect (uitgangsopeningen van het gas ver-
stopt).
De drukschakelaar is defect.
De energieregelaar is defect.
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken:
De energieregelaar is defect.
CONTROLE VAN DE VOEDINGSDRUK VAN HET

PASTAKOKER, GAS

57
Tabla de contenido

Solución de problemas

loading

Tabla de contenido