ALC 3/360-G 10.8
Zonder de hoogte te veranderen,
draait u het meetinstrument 180° om.
Richt het op wand A, op een dergelijke
manier dat de verticale laserlijn door
het reeds gemarkeerde punt I loopt.
Laat het meetinstrument op niveau
komen met het gemarkeerde kruispunt
van de laserpunten op wand A (punt III).
Het verschil d van beide gemarkeerde
punten I en III op wand A is het
daadwerkelijke hoogteverschil van het
meetinstrument over de laterale as.
Op de meetafstand van 2 x 5 m = 10 m, is de
maximaal toegestane afwijking:
10m x ± 0,3 mm/m = ± 3 mm.
Daarom mag het verschil d tussen punten I en
III niet meer zijn dan 3 mm (max.).
De nivelleernauwkeurigheid van de verticale
lijnen controleren
Voor deze controle is een deuropening nodig
met minimaal 2,5 m ruimte (op een stevig
oppervlak) aan elke zijde van de deur.
Plaats het meetinstrument op
een stevig, vlak oppervlak (niet
op een statief) op 2,5 m afstand
van de deuropening. Schakel het
meetinstrument om het automatische
nivelleerprogramma te starten.
Selecteer een gebruiksmodus waarin
een verticaal laservlak voor het
meetinstrument wordt gegenereerd.
(Afb. H5)
Markeer het centrum van de
verticale laserlijn op de vloer van de
deuropening (punt I), op een afstand
van 5 m achter de andere zijde van
de deuropening (punt II) en op de
bovenste rand van de deuropening
(punt III). (Afb. H6)
Draai het meetinstrument 180° en
positioneer het op de andere kant van
de deuropening, direct achter punt
II. Laat het meetinstrument nivelleren
en breng de verticale laserlijn op een
dergelijke manier dat het midden
precies door de punten I en II loopt.
Markeer het centrum van de laserlijn op de
bovenste rand van de deuropening als punt
IV.
Het verschil d van beide gemarkeerde
punten III en IV resulteert uit de actuele
afwijking van het meetinstrument van de
loodlijn.
Meet de hoogte van de deuropening.
Herhaal deze meetprocedure voor het
tweede verticale laservlak. Kies hiervoor de
gebruiksmodus waarin een verticaal laservlak
wordt gegenereerd langs het meetinstrument
, en draai het meetinstrument 90° alvorens
met de meetprocedure te beginnen.
De maximaal toegestane afwijking wordt als
volgt berekend:
De dubbele hoogte van de deuropening x 0,3
mm/m; Voorbeeld: Voor een deuropening
met een hoogte van 2 m, mag de maximale
afwijking 2 x 2m x ± 0,3 mm/ m = ±1,2 mm
bedragen. Dientengevolge mogen punten III
en IV niet meer dan 1,2 mm (max.) uit elkaar
liggen voor elk van de uitgevoerde metingen.
Accessoires
Laser ontvanger (apart verkrijgbaar)
Gebruik de laser ontvanger 11 om het
detecteren van de laserlijnen te verbeteren
in ongunstige lichtomstandigheden
(buitenshuis, in een heldere omgeving, direct
zonlicht) en bij grotere afstanden. (Afb. I)
Magnetische draaiende basis /
hangbevestiging achterkant
■ met de magnetische draaiende basis
(12) / hangbeugel achterkant (13), kunt u
het meetinstrument bevestigen, bijv. aan
verticale oppervlakken, buizen, pijlers of
magnetische materialen.
■ De magnetische draaiende basis (12)
/ hangbeugel achterkant (13) kan het
meetinstrument met een 2,5 Ah accupack
ook 180 graden laten draaien, helemaal
zoals u wenst.
■ Pas de magnetische draaiende basis (12)
/ hangbeugel achterkant (13) ruwweg aan
voordat u het meetinstrument inschakelt.
Werken met de magnetische draaiende basis
/ hangbevestiging achterkant
De magnetische draaiende basis
direct op het werkvlak bevestigd (afb.
J1).
met behulp van magneten aan de
achterkant bevestigd aan een stalen of
metalen wand (afb. J2).
met behulp van een schroef bevestigd
aan de wand (afb. J3).
61