Flex ALC 3/360-G/R 10.8 Manual De Instrucciones página 60

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 40
op de toets "horizontale laserlijn (3)" of
"verticale laserlijn (4)", om de betreffende
laser te openen, het gereedschap werkt in
de vergrendelingsmodus.
■ Druk op de toets ‚horizontale laserlijn (3)'
of ‚verticale laserlijn (4)' om de specifieke
laser projectiemodus te selecteren.
■ Het indicatielampje (2) blijft altijd rood
branden om te waarschuwen voor de
functiemodus;
■ Positioneer het gereedschap natuurlijk
in de gewenste hoek en ga vervolgens
verder met het werk met de laser om naar
de volgende stap te gaan.
■ Nadat de laser helemaal is uitgeschakeld,
gaat het gereedschap gelijktijdig uit.
Buiten-modus
■ Druk een poosje op de schakelaar (6) om
de buiten-modus te selecteren. De laser
wordt een beetje gedimd in de buiten-
modus, wat normaal is.
■ Gebruik het gereedschap in de buiten-
modus met een ontvanger (apart
verkrijgbaar).
Indicatielampje
Binnen-modus
■ De standaard modus van het gereedschap
na het inschakelen is de binnen-modus.
■ Op dit moment gaan twee indicatielampjes
(5) links aan
■ Druk eventjes op de schakelaar (6) om een
andere helderheid te selecteren.
Buiten-modus
Druk lang op de schakelaar (6), waarna
slechts een indicatielampje (5) aan gaat
helemaal links en het knippert, om aan te
geven dat de buiten-modus is gestart.
Nauwkeurigheidscontrole van het
meetinstrument
Invloeden op de nauwkeurigheid
■ De omgevingstemperatuur heeft de
grootste invloed. In het bijzonder
temperatuurverschillen die opstijgen
kunnen de laserstraal beïnvloeden.
■ Omdat het grootste verschil in
temperatuurlagen dicht bij de grond
is, moet het meetinstrument altijd op
een statief worden bevestigd als de
meetafstanden 20 m overschrijden. Indien
60
mogelijk moet u het meetinstrument in het
midden van het werkgebied plaatsen.
■ Aanvullend op de externe invloeden,
kunnen apparaatspecifieke invloeden
(bijv. vallen of krachtige schokken) ook
tot afwijkingen leiden. Daarom dient
de nauwkeurigheid van de nivellering
elke keer voor het begin van de
werkzaamheden te worden gecontroleerd.
■ Controleer eerst de
nivelleernauwkeurigheid van de
horizontale laserlijn en vervolgens de
nivelleernauwkeurigheid van de verticale
laserlijnen.
■ Mocht het meetinstrument de maximale
afwijking tijdens een van de tests
overschrijden, moet u het laten repareren
door een Flex servicecentrum.
De nivelleernauwkeurigheid van de
horizontale lijn controleren
Voor deze controle is een vrije meetafstand
van 5 m op een stevig oppervlak tussen twee
wanden A en B nodig.
Bevestig het meetinstrument op een
statief, of plaats hem op een stevig, vlak
oppervlak dicht bij wand A. Schakel het
meetinstrument in om de automatische
nivellering te starten. Selecteer de
gebruiksmodus waarin een horizontaal
laservlak evenals een verticaal laservlak
voor het meetinstrument worden
gegenereerd. (Afb. H1)
Richt de laser richting de dichtstbijzijnde
muur A en laat het meetinstrument zich
nivelleren. Markeer het midden van de
punt waar de laserlijnen elkaar kruisen
op wand A (punt I). (Afb. H2)
Draai het meetinstrument 180°, laat het
nivelleren en markeer het kruispunt van
de laserlijnen op de tegenoverliggende
muur B (punt II).
Zonder het meetinstrument te draaien,
plaatst u het dicht bij wand B. Schakel
het meetinstrument aan en laat het zich
nivelleren. (Afb. H3)
Breng het meetinstrument op hoogte
(gebruik een statief of door er iets
onder te leggen, mocht dit nodig
zijn) op een dergelijke manier, dat het
kruispunt van de laserlijnen op het
voorafgaande gemarkeerde punt II op
wand B terecht komt. (Afb. H4)
ALC 3/360-G 10.8
Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

490.261

Tabla de contenido