nl
WAARSCHUWING!
Benzinemotor: Vooraf aan de eerste in-
gebruikname afvullen met olie en ben-
zine!
Wielaandrijving
De tandwielkast is op de fabriek afgevuld met olie.
Altijd de meegeleverde gebruiksaanwijzing
van de motorfabrikant in acht nemen
Duwboomhoogte instellen (1)
Stel de hoogte van de duwboom overeenkomstig
de lichaamsgrootte in.
De normale instelling bevindt zich ter hoogte van
de heupen.
1. Draai de bouten op de console van de behui-
zing los.
2. Stel de hoogte van de duwboom in overeen-
komstig het slobgatgedeelte.
3. Draai de bouten weer vast.
Maaihoogte instellen
Met behulp van de geleide-ijzers (2 stuks) wordt
de maaihoogte ingesteld.
Standaardmaaibalk (2)
traploze maaihoogte-instelling tot ca. 6 cm
Draai de moeren los.
Breng de geleide-ijzers op de gewenste
hoogtestand.
Draai de moeren weer vast.
LET OP!
Beide geleide-ijzers moeten op gelijke
hoogte worden ingesteld!
ESM - maaibalk (3)
Montage van de loopzoolhouder als geleide-
ijzers
Het maaimes maait vlak boven de grond.
Monteer de loopzoolhouder zoals afgebeeld, de
gebogen zijde wijst naar beneden (4).
Montage van de verstelbare geleideijzers
traploze maaihoogte-instelling tot ca. 6 cm.
Monteer de loopzoolhouder zoals afgebeeld
(5), de gebogen zijde wijst naar boven.
Monteer de geleide-ijzers zoals afgebeeld
(6).
22
Maaihoogte instellen (7)
Draai de moeren (2 stuks per geleideijzer)
los.
Breng de geleide-ijzers in de gewenste hoog-
testand.
Draai de moeren weer vast.
LET OP!
De geleide-ijzers moeten op gelijke
hoogte worden afgesteld!
Motor starten
LET OP!
Bij het starten van de motor mogen de
koppelingshendels voor de rij- en maaia-
andrijving niet geactiveerd zijn!
Zet de gashendel in de stand << START >> (8).
Druk de primerknop driemaal met tussenpozen
van telkens 2 seconden in (9).
Druk de primerknop vijfmaal in bij lage tempera-
turen onder de 10° C.
Bij bedrijfswarme motor hoeven de
starterknoppen niet te worden be-
diend.
Trek het startkoord snel naar buiten en laat het
vervolgens weer langzaam oprollen (10).
Als de motor niet start na 3 trekproeven (9) en (10)
herhalen.
Zet de gashendel overeenkomstig het gewenste
motortoerental in een stand tussen start en stop,
zodra de motor loopt.
Zet de gashendel in de stand <START> - (vol gas)
om te kunnen maaien.
Als de motor uit gebrek aan brandstof is
tot stilstand gekomen, tanken en start de
motor opnieuw door (9) en (10).
Maaibalk inschakelen (11)
Veiligheidsbeugel (11-1) wegdraaien.
Koppelingshendel (11-2) helemaal omlaag druk-
ken en vasthouden.
GEVAAR!
Het maaiwerk mag pas na de eerste helft
van het hendelverstelbereik in beweging
komen, eventueel de bedieningskabel
beter afstellen – (zie onder: Bedienings-
kabel afstellen).
Inbedrijfstelling
5001 R II