Voorbereiden voor de meting
1. ND 1200 inschakelen
• Controleer de aansluitingen op de
ND 1200.
• Druk op de AAN/UIT-KNOp om de
ND 1200 in te schakelen. Druk dan op
de toets VOLTOOIEN om het scherm
van de digitale uitlezing te tonen.
2. Machinenulpunt bepalen
(optioneel)
Verplaats de inrichting om
referentiemerken te passeren of
mechanische aanslagen te zoeken
als uw systeem is ingesteld om bij
het opstarten het machinenulpunt te
bepalen.
Opmerking:
Bij gebruik van SLEC- of NLEC-
foutcorrectie is een herhaalbaar
machinenulpunt vereist. Zie het
Gebruikershandboek voor meer
informatie.
3. Maateenheid selecteren
Druk op de modusknop
MAATEENHEID om te
schakelen tussen inches en
mm.
4. Nulpunt selecteren
Druk op de toets NULpUNT om
tussen nulpunt 1 en nulpunt 2 te
schakelen.
5. Coördinaten selecteren
Druk op de toets
COöRDINATEN om tussen
rechthoekige en poolcoördinaten
te schakelen.
6. Taster selecteren (optioneel)
Druk op de softkey TASTER om door
de tastertypes te navigeren die in de
rechterbovenhoek van het scherm van
de digitale uitlezing worden getoond.
7. Optische kanten leren (optioneel)
Druk op de softkey LEREN om de
optische kantentaster te kalibreren.
Bediening
Punten tasten
punten worden getast met
positiekruisen of (optioneel) met
een optische kantentaster. Het
aantal getaste punten wordt in de
linkerbovenhoek van het LCD getoond.
1. Met positiekruisen tasten
• Verplaats de inrichting om de
positiekruisen boven het gewenste
punt van het element te plaatsen.
• Druk op de ENTER-toets.
2. Met een kantentaster tasten
• Verplaats de inrichting om met de
optische sensor een kant te passeren.
De ND 1200 geeft een pieptoon
wanneer de kant is getast.
Opmerking:
probeer de kant in een haakse baan te
passeren.
• Druk op de ENTER-toets wanneer
geen gebruik wordt gemaakt van Auto
E (automatische invoer van punten).
Onderdeel uitlijnen
Lijn out om cosinusfouten door verkeerd
uitgelijnde onderdelen te voorkomen.
1. Onderdeel op de inrichting uitlijnen
Lijn de referentiekant van het onderdeel
uit ten opzichte van een meetas.
2. Uitlijning uitvoeren
• Druk op de toets SCHEVE
LIGGING METEN om met de
uitlijning te beginnen.
• Tast punten langs de kant
van het onderdeel die is
uitgelijnd ten opzichte van de
referentieas.
• Druk op de toets VOLTOOIEN om de
uitlijning te voltooien.
Een nulpunt creëren
Tast, construeer of creëer
een referentiepunt en druk
op de toetsen van de X- en
Y-as om te nullen of om een
nulpunt voor metingen in te
stellen.
Elementen meten
U kunt elementen meten door het
elementtype te selecteren (of Magic te
gebruiken), punten te tasten en daarna
op de toets VOLTOOIEN te drukken.
1. Een punt meten
Druk op de toets pUNT METEN,
tast een punt en druk op de
toets VOLTOOIEN.
2. Een lijn meten
Druk op de toets LIJN METEN,
tast punten op de lijn en druk op
de toets VOLTOOIEN.
3. Een cirkel meten
Druk op de toets CIRKEL
METEN, tast punten langs de
omtrek van de cirkel en druk op
de toets VOLTOOIEN.
4. Een afstand meten
Druk op de toets AFSTAND
METEN, tast een punt aan elk
uiteinde van de afstand en druk
op de toets VOLTOOIEN.
5. Een hoek meten
Druk op de toets HOEK METEN,
tast twee punten aan elk been
van de hoek en druk op de toets
VOLTOOIEN.
6. Functie Magic meten
gebruiken
Druk op de toets MAGIC
METEN, tast punten van een
element en druk op de toets
VOLTOOIEN. Het elementtype
wordt bepaald aan de hand van
getaste punten.
Elementen creëren
U kunt elementen creëren door het
te creëren elementtype te selecteren,
de vereiste gegevens van het element
in te voeren en daarna op de toets
VOLTOOIEN te drukken.
1. Elementtype specificeren
Druk op een toets METEN om het te
creëren elementtype te specificeren en
druk daarna op de softkey CREëREN.
2. Gegevens van het element
invoeren
Voer gegevens in de velden op het
scherm in.
3. Creëren voltooien
Druk op de toets VOLTOOIEN om het
creëren van het element te voltooien.
Het gecreëerde nieuwe element wordt
in de lijst met elementen getoond.
3