van de spindel met de bovenkant van het (MPA0202) T-2B
drukgereedschap voor spindellagers, zoals aangegeven in
figuur 3.
3. Plaats de (19) vulring over de (24) spindelas en op het
oppervlak van het (20) lager. Zorg ervoor dat de ring goed
gecentreerd is. Druk het (18) lager (zonder afdichtingen/af-
schermingen) omlaag met de bovenkant van het (MPA0202)
T-2B drukgereedschap voor spindellagers. Zorg er goed voor
dat de vulring nog steeds goed gecentreerd op de verticale
as van spindelas en lager zit. Zie Figuur 4. Als de spindel
goed wordt gemonteerd, draaien de lagers wel vrij, maar niet
losjes en kan de vulring wel worden verplaatst, maar zal deze
niet verschuiven of bewegen door de zwaartekracht.
4. Klik de (17) bevestigingsring op de (24) spindelassemblage.
Zorg ervoor dat hij helemaal goed in de groef klikt.
5. Pak het (14) filter en centreer het op het kleine boorgat van
de (13) asstabilisator waar het originele filter in zat voordat
het werd verwijderd. Gebruik een schroevendraaier met een
kleine diameter of een stang met een plat uiteinde om het
filter in het boorgat te drukken tot het plat in de onderkant
van het boorgat zit. Plaats de (15) klep in het boorgat, zodat
hij in de juiste richting staat en druk vervolgens de (16) tegen-
houder in het boorgat tot deze licht tegen de klep aan zit.
6. Breng een druppel Loctite® #271 of een vergelijkbaar middel
ter grootte van een speldenknop aan op de buitendiameter
van elk lager van de spindelassemblage. Strijk de druppel
lagerborgmiddel over de lagers tot het gelijkmatig verdeeld is.
Let op: Er is maar een hele kleine hoeveelheid lagerborgmid-
del nodig om rotatie van de buitendiameter van het lager te
voorkomen. Gebruik niet te veel. Daardoor wordt verwijderen
in de toekomst alleen maar lastiger. Plaats de spindelas-
semblage in het boorgat van de (13) asstabilisator en zet
vast met de (23) bevestigingsring. Let op: Zorg ervoor dat
de bevestigingsring volledig in de groef van de balansas is
geklikt. Laat het hechtmiddel uitharden.
Montage van de motor:
1. Plaats de (71) stofafdichting op de as van de (13) asstabilisa-
tor.
2. Gebruik de grote zijde van de (MPA0494) T-13 lagerdrukmof
(niet weergegeven) om het voorste (10) lager (met 2 schild-
jes) op de as van de (13) asstabilisator te drukken.
3. Schuif de (9) voorste eindplaat met de lagerholte naar
beneden gericht op de motoras. Druk zachtjes de voorste
eindplaat op het (10) lager met het grote uiteinde van de
T-13 lagerdrukmof tot de voorste lager in de lagerholte van
de eindplaat zit. LET OP: Druk net genoeg om het lager in de
holte te duwen. Het lager kan beschadigd raken als u te hard
drukt.
4. Plaats de (8) spie in de groef van de (13) asstabilisator.
Plaats de (6) rotor op de asstabilisator en zorg voor een
vaste schuifpassing.
5. Breng kwaliteitsolie voor pneumatisch gereedschap aan op
de (7) bladen en plaats deze in de sleuven in de rotor. Plaats
de (5) cilinderassemblage over de rotor waarbij het korte eind
van de veerpen in het blinde gat in de (9) voorste eindplaat
terechtkomt. Opmerking: De veerpen moet 1,5 mm (0,060 in)
boven de flenskant van de cilinder uitsteken.
6. Pers het achterste (2) lager (2 schildjes) in de (3) achterste
eindplaat met de bovenkant van het (MPA0195) T-1B lager-
drukgereedschap (niet weergegeven). Zorg ervoor dat het T
1B drukgereedschap gecentreerd wordt op de buitendiameter
van de buitenloopring. Gebruik het kleine uiteinde van de
(MPA0494) T-13 lagerdrukmof (niet weergegeven) om een
lichte perspassing te maken van de achterste eindplaat en
het lager over de (13) asstabilisator. De mof mag uitsluitend
op de binnenloopring van het lager drukken. BELANGRIJK:
De druk op de achterste eindplaat en lagerassemblage is
correct als de (4) cilinder net genoeg tussen de eindplaten
gedrukt wordt, zodat hij niet vrij beweegt onder zijn eigen
gewicht wanneer de as horizontaal wordt gehouden, maar
nog wel tussen de eindplaten kan glijden bij een heel kleine
kracht. Als de druk voor de assemblage te sterk is, zal de
motor niet goed lopen. Als de druk op de assemblage niet
DOC 0745
voldoende is, zal de motor na montage in de (33) behuizing
niet vrij draaien. Zet de assemblage vast door de (1) be-
vestigingsring in de groef van de asstabilisator te plaatsen.
LET OP: De bevestigingsring moet zo geplaatst worden dat
het midden en de twee uiteinden van de ring het lager eerst
raken. De twee uitstekende gedeeltes in het midden moeten
stevig in de groef van de asstabilisator geklikt worden door
met een kleine schroevendraaier tegen de gebogen delen te
duwen.
7. Vet de (5) O-ring licht in en plaats deze in de luchtinlaat van
de (4) cilinderassemblage.
8. Smeer de binnenrand van de (33) behuizing licht in met vet
of olie, leg de veerpen op één lijn met de markering op de
behuizing en schuif de motorassemblage in de behuizing.
Controleer of de veerpen de opening in de behuizing raakt.
9. Schroef de (12) borgring voorzichtig in de (33) behuizing met
de (MPA0025) T-6 moersleutel voor motorborgringen/spindel-
trekker. Zie "Onderdelenpagina" voor de koppelinstellingen.
Opmerking: Een simpele techniek om er zeker van te zijn
dat de schroefdraad goed pakt, is door de borgring tegen de
klok in met de T-6 moersleutel voor motorborgringen/spin-
deltrekker te draaien en lichte druk uit te oefenen. U hoort
en voelt een klik als de schroefdraad van de borgring in de
schroefdraad van de behuizing valt.
10. Plaats een van de (39) minischijfsteun-assemblages in
de (33) behuizing met de schuine 45-gradenzijde van de
onderkant van het middelpunt van de machine af gekeerd en
de boog in de onderkant van de schijfsteun naar het middel-
punt van de machine toe. Goed aanhalen met de twee (31)
schroeven en (32) sluitringen. Gebruik hiervoor de (45) 2,5
mm inbussleutel. Herhaal dit voor de tweede schijfondersteu-
ning. Zie "Onderdelenpagina" voor de koppelinstellingen.
11. Meet met behulp van een winkelhaak - geplaatst op beide
onderkanten van de (39) minischijfsteun-assemblages - de
afstand tussen het oppervlak van de (24) spindelassemblage
en de winkelhaak. Er moet ca. 0,25 mm (0,010 in) ruimte tus-
sen zitten. Als dat niet het geval is, voegt u meegeleverde (25
of 26) vulstukken toe in de combinatie waarmee u het dichtst
bij een tussenruimte van 0,25 mm (0,010 in) komt. Opmer-
king: Voor een optimale werking moet het spindeloppervlak
iets onder de minischijfsteunen zitten. Gebruik niet te veel
vulringen. Breng vóór montage een beetje anti-vastloopmid-
del aan in de 5-90° verzonken gaten van de (41) schijfsteun.
Plaats de schijfsteun door de vulringen en de schroefgaten
op elkaar af te stemmen en door de schijfsteun omlaag te
brengen op de spindelassemblage. Zorg er daarbij voor dat
de pin door de schijfsteun heen gaat. Voeg de (43) schroef
toe. Zie "Onderdelenpagina" voor de koppelinstellingen.
Breng in de draaiende beweging de (42) schroeven aan in de
schijfsteun en de minischijfsteun-assemblages, maar laat ze
iets los zitten tot ze allemaal op hun plek zitten. Vervolgens
draait u ze stevig vast met de (45) 2,5 mm inbussleutel. Zie
"Onderdelenpagina" voor de koppelinstellingen.
12. Breng een nieuwe (44) schijf aan op de (41) schijfsteun met
de vier (42) schroeven. Gebruik hiervoor de (45) 2,5 mm
inbussleutel. Zie "Onderdelenpagina" voor de koppelinstellin-
gen.
Testen:
Breng 3 druppels kwaliteitsolie voor pneumatisch gereedschap
rechtstreeks in de motorinlaat aan en sluit een luchttoevoer
aan van 6,2 bar (90 psig). Het apparaat moet tussen de 9.500
en 10.500 toeren per minuut leveren als de luchtdruk 6,2 bar
(90 psig) bedraagt bij de inlaat van het apparaat bij onbelaste
werking.
* LOCTITE® is een geregistreerd handelsmerk van Loctite Corp.
131
Rev 12/01/14