Open de tankdop voorzichtig zodat eventuele
■
overdruk langzaam kan ontsnappen en er geen
benzine uit de tank spuit.
Vóór de ingebruikname
WAARSCHUWING!
Voer controles altijd uit voordat u het apparaat
►
gebruikt en terwijl de motor nog niet is inge-
schakeld.
Controleer het apparaat altijd voor gebruik en
►
nadat het is gevallen, om zeker te weten dat u
het veilig kunt gebruiken.
Controleer of bewegende onderdelen naar
►
behoren werken. Veel ongelukken zijn het
gevolg van slecht onderhoud van apparaten.
Laat beschadigde onderdelen onmiddellijk
door gekwalificeerd personeel repareren.
Gebruik de kettingzaag en de accessoires
►
uitsluitend in overeenstemming met de instruc-
ties in deze gebruiksaanwijzing. Houd daarbij
rekening met de werkomstandigheden en de te
verrichten werkzaamheden.
Het gebruik van motoraangedreven apparaten
voor andere doeleinden dan de beoogde toe-
passingen kan tot gevaarlijke situaties leiden.
Controleer regelmatig of de kettingrem goed
■
functioneert (voorste handbescherming, zie
uitvouwpagina afb. D).
Controleer of het zwaard op de juiste manier is
■
gemonteerd.
Controleer of de zaagketting correct gespannen is.
■
Volg de instructies op voor smering, kettingspan-
ning en het verwisselen van accessoires. Een
ketting die niet goed gespannen of gesmeerd is,
kan breken en verhoogt de kans op terugslag.
Houd zagen scherp en schoon. Slijp de tanden
■
regelmatig bij en vervang versleten onderdelen
op tijd. Met zorg onderhouden zaaggereed-
schappen met scherpe zaagvlakken lopen min-
der vaak vast en zijn gemakkelijker te sturen.
Controleer of de gashendel en de gashendelver-
■
grendeling soepel functioneren. De gashendel
moet terugveren naar de uitgangspositie.
Controleer of zich genoeg brandstof en kettingolie
■
in de tanks bevindt.
Controleer of de handgrepen schoon, droog en
■
vrij van olie en vuil zijn.
│
NL │ BE
■
56
Werk niet alleen. In noodgevallen dient een
■
tweede persoon aanwezig te zijn.
Gebruik de kettingzaag alleen als u stevig en
■
veilig op een vlakke ondergrond staat.
Voorkom een abnormale lichaamshouding.
Een glibberige ondergrond of een wankele stand
(bijvoorbeeld op een ladder) kan leiden tot ver-
lies van het evenwicht of verlies van de controle
over de kettingzaag.
Zorg dat u stevig staat en bewaar altijd uw even-
wicht.
Daardoor kunt u de kettingzaag in onverwachte
situaties beter controleren.
Werk nooit met de kettingzaag in een boom. Bij
■
gebruik van de kettingzaag in een boom bestaat
er letselgevaar.
Zaag nooit boven schouderhoogte.
■
Houd de kettingzaag altijd met de rechterhand
■
vast aan de achterste handgreep en met de linker-
hand aan de voorste handgreep (zie uitvouw-
pagina afb. D). Als u de kettingzaag omgekeerd
vasthoudt, neemt het risico op ongevallen toe; dit
is dan ook niet toegestaan.
Houd, als de kettingzaag in werking is, het ap-
■
paraat ver van alle lichaamsdelen. Zorg dat de
zaagketting nergens tegenaan komt op het mo-
ment dat u de motor wilt starten. Bij het werken
met een kettingzaag kan één moment van onop-
lettendheid ertoe leiden dat kleren of lichaamsde-
len door de zaagketting worden gegrepen.
Schakel de kettingzaag meteen uit als u afwijkin-
■
gen van de normale werking opmerkt.
Schakel de kettingzaag meteen uit en controleer
■
zaagketting en zwaard op beschadigingen als
de kettingzaag met stenen, spijkers of andere
harde voorwerpen in aanraking is gekomen.
Laat de kettingzaag niet vallen, sla niet met
■
de kettingzaag tegen obstakels en gebruik het
zwaard niet als hefboom.
Zaag uitsluitend hout met de kettingzaag.
■
Houd er bij het zagen van een onder spanning
■
staande tak rekening mee dat die terugveert. Als
de spanning in de houtvezels vrijkomt, kan de tak
degene die de kettingzaag bedient, raken of hem
de controle over de zaag ontnemen.
FBKS 52 A1