Draag bij werkzaamheden in het bos altijd een
■
veiligheidshelm. Die biedt bescherming tegen
vallende takken. Controleer de veiligheidshelm
regelmatig op beschadigingen. Vervang de
veiligheidshelm na maximaal vijf jaar door een
nieuwe. Gebruik alleen goedgekeurde veilig-
heidshelmen.
Het vizier, resp. de veiligheidsbril beschermt te-
■
gen spanen en splinters.
Zorg tijdens de werkzaamheden altijd voor ge-
zichtsbescherming in de vorm van een vizier of
een veiligheidsbril om oogletsel te voorkomen.
Draag altijd gehoorbescherming.
■
Het door het apparaat geproduceerde geluid
kan gehoorschade veroorzaken.
Draag robuuste werkhandschoenen van sterk ma-
■
teriaal, bijvoorbeeld leer.
Draag bij het zagen van droog hout een stofmas-
■
ker. Bij het zagen van droog hout kan zaagstof
vrijkomen.
Opslag en transport
Schakel de kettingzaag altijd uit als u zich ver-
■
plaatst, ook over kleine afstanden.
Schakel de kettingrem in en schuif de zwaardko-
ker om het zwaard.
Gebruik de zwaardkoker tijdens transport en
■
opslag (zie uitvouwpagina afb. J).
Zorg dat het apparaat tijdens transport niet kan
■
omvallen (ook in voertuigen), om lekkage van
brandstof, schade en letsel te voorkomen.
Draag het apparaat alleen aan de voorste hand-
■
greep. Het zwaard dient daarbij naar achteren te
wijzen, van het lichaam afgekeerd (zie uitvouw-
pagina afb. J).
Houd de hete geluiddemper weg van het lichaam.
■
Er bestaat verbrandingsgevaar!
Maak de kettingzaag schoon en pleeg onder-
■
houd voordat u hem opbergt.
Berg het apparaat op een veilige, droge plaats
■
op. Tref ook maatregelen om onbevoegd gebruik
te voorkomen.
Veiligheid van de omgeving
Nationale en/of plaatselijke voorschriften kunnen
■
het gebruik van geluid producerende, door een
motor aangedreven apparaten beperken. Neem
voor meer informatie daarover contact op met de
gemeente.
FBKS 52 A1
Het apparaat mag niet binnenshuis worden
■
gebruikt, noch in andere slecht geventileerde
ruimtes. Er bestaat verstikkingsgevaar door giftige
uitlaatgassen/smeeroliedamp.
Voer de werkzaamheden uitsluitend uit bij daglicht.
■
Werk niet bij ongunstige weersomstandigheden,
■
zoals regen en wind.
Onder die omstandigheden neemt het risico op
ongevallen toe.
Houd uw werkomgeving schoon en opgeruimd.
■
Houd kinderen, andere personen en dieren voor
■
en tijdens het werk op afstand. Als u afgeleid
raakt, kunt u de controle over het apparaat ver-
liezen.
Controleer, voordat u met de werkzaamheden
■
begint, of zich personen, kinderen of dieren in
de gevarenzone bevinden.
Werk niet in de nabijheid van afrasteringen of daar
■
waar los afrasteringsdraad kan rondslingeren.
Zet brandbestrijdingsmiddelen klaar als u werk-
■
zaamheden uitvoert in een omgeving met een
verhoogd risico op brand, bijvoorbeeld in de
buurt van droog gras.
Er bestaat brandgevaar!
Brandstof tanken
Benzine is extreem licht ontvlambaar. Houd bij
■
het tanken afstand tot open vuur en rook niet
tijdens het tanken. Er bestaat brandgevaar!
Let op dat u geen benzine morst. Benzine en
■
kettingolie mogen niet in de bodem terechtkomen.
Gebruik onderleggers om dit te voorkomen.
Tank alleen in voldoende geventileerde ruimten.
■
Benzinedampen zijn licht ontvlambaar en zeer
explosiegevaarlijk.
Zet voor het tanken de motor uit en laat het
■
apparaat afkoelen. Reinig meteen de plekken
waar u benzine morst.
Trek meteen andere kleren aan als er benzine
op uw kleren terecht is gekomen.
Voorkom bovendien dat benzine of smering (olie)
■
in contact komt met de huid of de ogen.
Adem de benzinedampen/smeeroliedampen
■
niet in.
Let op lekkage. Bij verlies van benzine start de
■
motor niet.
Er bestaat gevaar door verbranding.
NL │ BE
│
55
■