Bruin: fase van de elektrische voeding voor
de rotatiebesturing van de motor in
de tegenovergestelde richting van die
behorend bij de zwarte draad.
⚠
Controleer, nadat de elektrische aansluiting
is uitgevoerd, of de draairichting van de motor
juist is. Zo niet, verwissel dan de bruine draad
met de zwarte.
BEDIENINGSINRICHTINGEN
B
3 V
EDIENINGSINRICHTINGEN OP LAAGSPANNING
⭡
= bediening omhoog N.O.
□
= stop N.C.
⭣
= bediening omlaag N.O.
K1 = gemeenschappelijke
K2 = niet gebruikt
CENTRALE BEDIENING
1-C-2 = (nulcontacten) Kan dezelfde bediening
voor omhoog of omlaag van dezelfde
installatie besturen, zonder dat de sensoren
en richtingsbedieningen eraan verbonden te
hoeven worden.
AANSLUITING WEERSENSOREN
⚠
Als de zonsensor niet wordt gebruikt, laat dan
de brug erop zitten.
☞
Raadpleeg voor de details van de verbindingen
de instructies van de weersensoren met
draadaansluiting die u wenst te installeren.
WAARSCHUWINGSLED
Programmeren
Windalarm
①
④
②
Test / Reset
⑤
Regenalarm
③
Zonalarm
Toetsen
PROG (programmering): wordt gebruikt voor het
opslaan van de eerste TX of een weerstation.
RST (reset): de besturingseenheid resets
eventuele actieve alarmen.
RST TEST-modus: in deze fase worden alle
tijden van de alarmen tot 30"beperkt (de
bijbehorende led blijft branden).
RST TOTAAL GEHEUGEN-modus: alle
radiobedieningen en de weerstations worden
verwijderd (de bijbehorende led knippert).
Functies instellen
☞
De instellingen van de dipswitches 1-2-3
betreff en uitsluitend de kabelsensoren.
Dip 1 = ON Activeert de controle van de activiteit
van de windsensor
Dip 1 = OFF Deactiveert de controle van de
activiteit van de windsensor
Dip 2 =ON Herinschakeling windalarm
Dip 2 = OFF Herinschakeling windalarm (default)
Dip 3 = ON Richting regenalarm (opening)
Dip 3 = OFF Richting regenalarm (default sluiting)
Dip 4 = ON Activering mens aanwezig
Dip 4 = OFF Automatisch (default)
BESCHRIJVING FUNCTIES DIPSWITCHES
DIP 1 = hiermee kan de controle van de
activiteit van de windsensor geactiveerd of
gedeactiveerd worden.
In positie ON: als er binnen 120 uur geen
teken van activiteit van de anemometer
komt, sluit de besturingseenheid de wering
en deactiveert de ingangen van alle sensoren.
De wering kan alleen met de handmatige
bediening weer worden geopend en zal
dit met schokbewegingen van 3"doen. Bij
een nieuw teken van activiteit begint de
De in deze gebruiksaanwijzing vermelde gegevens en informatie kunnen op elk ogenblik en zonder verplichting tot waarschuwing vooraf worden gewijzigd.
besturingseenheid weer regelmatig te
functioneren.
In positie OFF: geen actie als in 120 uur geen
teken van activiteit van de anemometer wordt
ontvangen.
DIP 2 = Herinschakeling windalarm: bij de
activering van de betreffende dipswitch
kan de werking van de besturingseenheid
worden veranderd na het verlopen van de 15'
veiligheidsminuten na de beëindiging van
het windalarm.
In positie ON:na de beëindiging van het
windalarm wordt de wering weer geopend.
Dit gebeurt zowel overdag als 's nachts,
onafhankelijk van de aanwezigheid van de
zonsensor.
In positie OFF: na de beëindiging van het
windalarm wordt na de veiligheidsduur van
15
de wering alleen weer geopend als de
'
zonsensor aangesloten is en de met de
zontrimmer ingestelde lichtsterktedrempel
wordt overschreden.
DIP 3 = Richting
regenalarm.
In positie ON: als het regenalarm inschakelt,
wordt opdracht gegeven tot de opening
In positie OFF: als het regenalarm inschakelt,
wordt opdracht gegeven tot de sluiting
DIP 4 = Modus automatisch/mens aanwezig:
In positie ON: modus 'mens aanwezig', de motor
wordt alleen voor de duur van het indrukken
van de knop of TX bestuurd (niet te activeren
als er radioweerstations zijn opgeslagen).
In positie OFF: automatische modus, druk op
de besturingsknop en laat deze los, de motor
blijft bewegen tot de geprogrammeerde
eindaanslag of tot opdracht wordt gegeven
tot bewegen in de tegenovergestelde richting.
Trimmerinstelling
Trimmer
= instelling gevoeligheidsdrempel
van de zonsensor: 15 Klux (+ gevoelig) / 60
Klux (- gevoelig).
Trimmer
= instelling gevoeligheidsdrempel
van de windsensor: 5 Km/h (+ gevoelig) / 40
Km/h (- gevoelig).
Afstelling zonsensor = Verduister de sensor
en houd de toets Prog van de "besturingseenheid"
5" ingedrukt (reageert met eenmalig knipperen
van de led, 1klikklak en 1 klikklak bij het loslaten
van de toets.
Weerbesturingen
Het weerstation CHOPIN-KLT geeft verschillende
prioriteiten aan de alarmen die worden
veroorzaakt door de weersensoren met
draadaansluiting:
☞ Het windalarm heeft absolute prioriteit over
het regen- en zonalarm en schakelt deze uit.
☞ Het regenalarm heeft prioriteit over het
zonalarm en schakelt dit uit.
☞ De besturingen afkomstig van de
radioweerstations of van de radiobedieningen
zijn gelijkwaardig.
STATUS WINDALARM
Als de windsnelheid gedurende 2"de ingestelde
drempelwaarde overschrijdt, activeert de
besturingseenheid het windalarm, dat wordt
aangegeven door het continu branden van
de rode windled. In deze situatie haalt de
besturingseenheid de wering terug en houdt
deze gesloten gedurende de duur van het
alarm plus een veiligheidsduur van 15' (de led
knippert) nadat de windsnelheid weer onder de
drempelwaarde is gekomen. De handmatige en
radiobedieningen zijn geblokkeerd.
STATUS REGENALARM
Als er langer dan 5" water op de regensensor
aanwezig is, wordt het regenalarm geactiveerd,
hetgeen wordt aangegeven door de groene led.