Tabla de contenido
2. BASISVOORWAARDEN VOOR
DE BOUW VAN EEN OPEN HAARD
Voor het installeren van de inbouwhaard moet absoluut het correct
functioneren van de luchtbesturing worden gecontroleerd en even-
tueel worden gerealiseerd. De bevoegde schoorsteenveger dient voor
het inbouwen te worden geraadpleegd over de geschiktheid van de
schoorsteen en de verbrandingsluchttoevoer. DIN 18160 en DIN 18896
moeten worden toegepast en in acht genomen. De betreffende normen
van DIN EN ISO 13229 moeten eveneens in acht worden genomen. Elke
open haard heeft een eigen schoorsteen nodig. Meervoudige bezetting
is alleen toegestaan bij gesloten werkende systemen (bouwwijze A1).
De schoorsteenberekening vindt plaats volgens DIN 4705 T1, T2 resp.
EN 13384-1 met de in deze handleiding aangegeven waardentripel. De
leverbare convectiemantel is bij tegelhaarden niet nodig. De inrichting
van het haardsysteem vindt plaats volgens de regels van de kachel en
ventilatie instituut (TROL: richtlijnen voor de bouw van kachels, volgens
de Centrale Vereniging van sanitair, verwarming, lucht, Rathausallee 5,
53729 Augustinus-Duitsland).
3. OPSTELLINGSRUIMTES EN
VERBRANDINGSLUCHTTOEVOER
3.1. BASISVOORWAARDEN VOOR OPSTELLINGSRUIMTES VOOR
OPEN HAARDEN EN NIET TOEGESTANE RUIMTES
De open haarden mogen alleen in ruimtes en op plaatsen worden ge-
plaatst waar gezien de locatie, de bouwsituatie en de wijze van ge-
bruik geen gevaren ontstaan. Met name moet bij een constructie die
afhankelijk is van binnenlucht voldoende verbrandingslucht naar de
opstellingsruimte toestromen. Het grondvlak van de opstellingsruimte
moet zodanig zijn vormgegeven en zo groot zijn dat open haarden
volgens de regels kunnen worden gestookt.
3.2. HET FUNCTIONEREN VAN OPEN HAARDEN IS NIET
GEVAARLIJK WANNEER
... de systemen veiligheidsvoorzieningen hebben die onderdruk in
de opstellingsruimte automatisch en betrouwbaar vermijden of
... de voor de open haarden vereiste verbrandingslucht-volume-
stromen en de volumeluchtstromen van de ontluchtingsinstallaties
in totaliteit geen grotere onderdruk in de opstellingsruimtes van de
open haarden en de ruimtes van het ventilatiesysteem met zich mee
brengen dan 0,04 mbar.
3.3. OPEN HAARDEN MOGEN NIET WORDEN GEPLAATST:
... in trappenhuizen, behalve in woongebouwen met niet meer dan
twee woningen
... in algemeen toegankelijke gangen, hallen en vestibules
... in garages
... in ruimtes waarin licht ontvlambare of explosieve stoffen of
mengsels worden verwerkt in zodanige hoeveelheden dat door ont-
steking of explosie gevaren zouden ontstaan.
Open haarden mogen niet worden geïnstalleerd in ruimtes die wor-
den ontlucht door ventilatiesystemen of heteluchtverwarming-in-
stallaties met behulp van ventilatoren, tenzij het veilig functioneren
van de open haard is gegarandeerd.
NL 6
Capítulos
Tabla de contenido
