nl
Eerste ingebruikname
• De smeermiddel-toevoerslang moet voor aansluiten
van een naalddoseerventiel worden gevuld met
smeermiddel (ontluchtingsprocedure).
• Daarna de toevoerslang aan de mediuminlaat
(afbeelding A/nr. 3) aansluiten
• Sluit de stuurlucht aan op de pneumatische aans-
luitingen (afbeelding B/nr. 8).
• Bij de eerste inbedrijfname moet het maximale
debiet worden ingesteld. Daartoe moet de borg-
schroef (afbeelding A/nr. 4) worden losgedraaid
en de doseerschroef (afbeelding A/nr. 5) tot aan
de achterste aanslag worden gedraaid (weergave:
100 %).
• Open de ontluchtingsschroef (afbeelding B/nr. 7)
tot het medium naar buiten komt, draai de schroef
onmiddellijkweer weer dicht
• Voor schone ontluchting kan een pneumatische
slang op de ontluchtingsschroef worden aangeslo-
ten om het lucht/mediummengsel te koelen.
• Aan te brengen doseervolume instellen door veran-
dering van
- doseervolume met doseerschroef (afbeelding A/
nr. 5)
- mediumdruk (event. met optionele materiaaldruk-
regelaar of direct met de pompdruk)
- stuurluchtdruk (verandert de doseertijd)
tot het doseerresultaat correct is.
LET OP
De straal niet op personen richten.
Het dragen van oogbescherming
wordt sterk aangeraden. Het
spuitproces kan afhankelijk van de
aanvoerdruk van het materiaal ook
gepaard gaan met geluiden. Gehoor-
bescherming moet zo nodig worden
gedragen.
• Borgschroef (afbeelding A/nr.4) weer vastdraaien.
62
Gebruik
• Het naalddoseerventiel werkt gewoonlijk met een
pneumatische stuurluchtdruk van 6 bar en materi-
aaldrukwaarden van 1 - 6 bar. Om een gelijkblijvend
doseerresultaat te verkrijgen moet worden gelet
op een constante lucht- en smeermiddeltoevoer
zonder drukschommelingen en een gelijkblijvende
viscositeit van het smeermiddel.
• Afhankelijk van de toepassing moet de stuurlucht-
druk enerzijds aan de gebruikte schakelfrequentie
en anderzijds aan de hogere of lagere materiaal-
drukwaarden worden aangepast.
LET OP
De straal niet op personen richten.
Het dragen van oogbescherming
wordt sterk aangeraden. Het spui-
tproces kan afhankelijk van de
aanvoerdruk van het materiaal ook
gepaard gaan met geluiden.
Gehoorbescherming moet zo nodig
worden gedragen.
Verpakking, transport en opslag
Het product wordt door ABNOX voorbereid voor het
transport naar de desbetreffende eerste bestem-
ming. De verpakkingseenheid mag niet worden
blootgesteld aan overbelasting. De verpakking en de
inhoud ervan moeten tegen vochtinwerking worden
beschermd. De transporttemperatuur tussen -20 °C
en +40 °C moet in acht worden genomen.
Transportschade
Indien bij de ontvangstcontrole transportschade
wordt geconstateerd, dient de volgende procedure in
acht te worden genomen:
• De bezorger (vervoerder, etc.) op de hoogte stellen
• Schadeprotocol openen
• De leverancier informeren
Opslag
Opslag en tijdelijke opslag in een agressieve, vochtige
omgeving of in de buitenlucht kan leiden tot corrosie
en andere schade. De opslagtemperatuur van -20 °C
tot +40 °C moet in acht worden genomen.