Montage van het bedieningselement
Bij gebruik van voertuig- resp. fabriekspecifieke bedie-
ningselementen moet de elektrische aansluiting volgens
de Truma aansluitpuntbeschrijvingen plaatsvinden. Iedere wij-
ziging van de bijbehorende Truma onderdelen leidt tot een
verval van de garantie alsook tot uitsluiting van garantie-
claims. De inbouwer (fabrikant) is voor een gebruiksaanwijzing
voor de gebruiker alsook voor de bedrukking van de bedie-
ningselementen verantwoordelijk!
Bij de keuze van de standplaats dient er rekening te worden
gehouden met het feit, dat noch de voor- noch de achterkant
van het bedieningselement aan een direkte warmtestraling
mogen blootgesteld zijn.
Lengte van de aansluitkabel 3 m. Desgewenst is een kabelver-
lenging met 5 m lengte (die in combinatie op 8 m kan worden
verlengd) leverbaar (art.-nr. 34300-01).
Is montage alleen achter gordijnen of op andere plaatsen met
temperatuur-schommelingen mogelijk, dan moet een voeler
voor de ruimtetemperatuur worden gebruikt (art.-nr. 34201-01).
Als inbouwmontage van de bedieningspanelen niet mo-
gelijk is, levert Truma een opbouwlijst (71, art.-nr. 40000-
52600) als toebehoren.
Gat Ø 55 mm boren.
De kabel van het bedieningselement (72) op het bedienings-
element (73) aansluiten en de achterste afdekkap (74) als
trekontlasting opsteken.
De kabel naar achteren doorvoeren en het bedieningselement
met 4 schroeven (75) bevestigen. Vervolgens afdekframe (76)
opsteken.
m
m
5 5
72
Ø
71
Voor optische afsluiting van de afdeklijst levert Truma
zijdelen (77) in 8 verschillende kleuren. Vraag uw
leverancier.
De kabel van het bedienelement (72) naar het toestel verplaat-
sen en aan de regelelektronica aansluiten.
Als trekontlasting van de kabel van het bedienelement (72)
door middel van de ingesloten kabelbinder (78) aan de
regelelektronica beveiligen.
Afhankelijk van de montage kan de kabel van het bedie-
nelement in omgekeerde volgorde worden verlegd, dus
eerst aan de regelelektronica aansluiten en met kabelbinder
beveiligen. Vervolgens naar het bedienelement verplaatsen en
aan dit aansluiten.
16
74
72
73
75
77
76
77
Elektrische aansluiting 230 V
De elektrische aansluiting 230 V mag alleen door een
vakman (in Duitsland bijv. volgens VDE 0100, deel 721
of IEC 60364-7-721) worden uitgevoerd. De hier afgedrukte in-
structies zijn geen uitnodiging voor leken de elektrische aan-
sluiting tot stand te brengen. Ze dienen echter voor de door
uw in dienst genomen vakman als aanvullende informatie!
De verbinding met het net door de 150 cm lange kabel uit
silicone aan één met ten minste 10 A, beter 16 A beveiligde
leiding tot stand brengen.
In ieder geval op de zorgvuldige aansluiting met de juiste
kabelkleuren letten!
Voor onderhouds- resp. reparatiewerkzaamheden moet bouw-
zijdig een scheidingsvoorziening voor de scheiding van alle
polen van het net met ten minste 3,5 mm contactafstand
voorhanden zijn.
Controle van de werking
Vóór de eerste ingebruikname moet het toestel, de
uitlaatgasvoering alsook de dichtheid van de gehele
gasinstallatie (volgens drukdalingsmethode) door een
vakman worden gecontrolleerd.
Om een beschadiging van de elektronica te vermijden, moet
er absoluut voor gezorgd worden dat de warmeluchtslangen
aan de ventilator TEB-3 of TN-3 goed bevestigd zijn.
Vervolgens in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing
alle funkties van het toestel controleren.
De gebruiksaanwijzing moet worden overhandigd aan de
voertuigbezitter.