Stap 8. Vergrendel de ondermast (O) in positie door de uit drie delen bestaande schroef (L) vast te zetten. Draai dit niet te vast
aan, daar dit het draaien van de mast in een reddingssituatie kan hinderen. Afbeelding 5
Stap 9. Installeer de bovenmastassemblage (R). Zorg ervoor dat de locatiesleutel (S) op de ondermast (O) volledig in het
spiegleufslot (T) van de bovenmast (R) past. Afbeelding 5
Stap 10. Om te voorkomen dat de basis overhelt wanneer de mast heen en weer wordt bewogen, past u de basis als volgt aan:
• Bepaal de maximale bedieningsuitloop van de variabele uitloopmast. Zie afbeelding 6. Penposities 1-4 (PP) reguleren de uitloop
van de bovenkatrol (TP) en onderkatrol (BP). De tabel in afbeelding 6 toont de maximale uitloop (MAX) en minimale uitloop
(MIN) voor iedere katrol in alle 4 penposities. De maximale uitloop wordt bepaald wanneer de aanpasbare hoekplaat (V) geheel
is ingeklapt (geen zichtbare draden). De minimale uitloop wordt bepaald wanneer de aanpasbare hoekplaat geheel is verlengd.
Opmerking: In afbeelding 6 bevindt de variabele uitloopmast zich in penpositie 1 met de hoekplaat geheel verlengd.
• Pas de basis volgens het voor de basis (W) getoonde positiediagram aan en laat de instelling van de basispenpositie (BPP)
overeenkomen met de instelling van de variabele uitloopmastpenpositie (PP) (d.w.z. mastpenpositie 4 moet
basispenpositie 4 gebruiken). Zie de tabel in afbeelding 7.
• Nivelleer de basis door de schroefpoten bij te stellen (M) totdat de luchtbel in het midden van de niveau-indicator (N) staat.
Afbeelding 8.
GEVAREN VOOR HET MILIEU: Gebruik van deze apparatuur in gebieden met gevaren voor het milieu kunnen aanvullende
voorzorgsmaatregelen vereisen om de mogelijkheid van letsel voor de gebruiker of beschadiging aan de apparatuur te
verminderen. Gevaren kunnen bestaan uit, maar zijn niet beperkt tot: roest, chemicaliën, gifgassen, hitte, bewegende machines,
lawaai, scherpe kanten en elektrische gevaren. Niet gebruiken tijdens elektrische stormen. Als er milieugevaren bestaan, neemt
u contact op met DBI-SALA als u vragen hebt over het gebruik van deze apparatuur.
ONDERHOUD: Reinig de apparatuur wekelijks zoals vereist, inspecteer grondig alle lassen, stickers, pennen, bevestigingen,
katrollen, rollen, beugels en onderdelen. Reinig ieder jaar de eenheid grondig met een vochtige doek en een milde zeepoplossing.
INSPECTIE:
• Inspecteer vóór elke installatie elk systeemonderdeel in overeenstemming met de individuele instructies van de fabrikant.
Niet gebruiken bij zichtbare tekenen van slijtage of schade.
• Vóór elk gebruik visueel inspecteren volgens de volgende stappen:
Stap 1. Inspecteer alle structurele onderdelen op schade: deuken, gebarsten lassen, verbogen of geplette buizen.
Stap 2. Inspecteer alle hardware (pennen, uit drie delen bestaande schroeven, stelschroeven, moeren, bouten, katrollen,
rollen en lierbeugels) op beschadigde draden, verbogen, beschadigde of ontbrekende bevestigingen of bevestigingen met
speling. Controleer alle katrollen en rollen op afschilferingen, groeven en overmatige slijtage. Zorg ervoor dat alle katrollen
en rollen ongehinderd kunnen draaien.
Stap 3. Inspecteer alle apparatuur op ontbrekende, beschadigde of op andere wijze onleesbare waarschuwingsstickers.
Beschadigde, ontbrekende of op andere wijze onleesbare stickers moeten worden vervangen voordat het hijssysteem
wordt gebruikt.
Stap 4. Externe apparatuur zoals lieren, zelfopwindende bevestigingslijnen (Self Retracting Lifelines, SRLs),
werkpositionerings- of valbeperkingsapparatuur die met uw hijssysteem worden gebruikt, moet volgens de aanwijzingen
van de fabrikant worden geïnstalleerd, geïnspecteerd, onderhouden en bediend. Alle installaties moeten door een
gekwalifi ceerd persoon volgens de lokale normen worden goedgekeurd.
Stap 5. Gebruik het hijssysteem niet indien inspectie een onveilige of defecte conditie aantoont. Repareer of vervang het
systeem vóór het volgende gebruik.
• Wekelijks: Voer een complete visuele inspectie van de apparatuur uit zoals hierboven weergegeven. Reinig de apparatuur
zoals vereist om alle lassen, stickers, pennen, bevestigingen, katrollen, rollen, beugels en onderdelen volledig te
inspecteren. Noteer de inspectiedatum en de resultaten in het inspectie- en onderhoudslogboek in de algemene instructies
5902392. Als er problemen worden gevonden, mag de eenheid niet worden gebruikt. Verzend de eenheid naar een bevoegd
servicecentrum voor reparatie.
• Jaarlijks: Het hijssysteem moet ten minste eenmaal per jaar door een competent persoon worden geïnspecteerd.
Noteer de inspectiedatum en de resultaten in het inspectie- en onderhoudslogboek in de algemene instructies 5902392.
Als er problemen worden gevonden, mag de eenheid niet worden gebruikt totdat de apparatuur door een bevoegd
servicecentrum is gerepareerd. Probeer deze eenheid niet aan te passen of te repareren.
BELANGRIJK:
Extreme weersomstandigheden (ruige omgeving, langdurig gebruik, enz.) kunnen een verhoogde frequentie
van inspecties vereisen.
LEVENSDUUR VAN HET PRODUCT: Zolang als het hijssysteem goedgekeurd wordt na inspectie door een competent persoon,*
kan het in service blijven.
SPECIFICATIES:
Capaciteit: Eén gebruiker met een maximaal gewicht van 205 kg (450 lbs.) op de lijn tijdens de bediening.
Werkbelastinglimiet: Minimaal 4:1 veiligheidsfactor
Nominale proefbelasting:
• Standaardanker (C1) Afbeelding 2
Penpositie 1 & 2
Penpositie 3
Penpositie 4
• Optioneel anker (C2) Afbeelding 2
Gewicht: 45,7 kg (100,5 lb)
Afwerking: Fluorescerende groene poedercoat
Raadpleeg de productmarkeringen voor extra informatie.
22,2 kN (5000 lb)
16 kN (3600 lb)
13 kN (3000 lb)
22,2 kN (5000 lb)
17