bladeren enz.) en regelmatig te worden
schoongemaakt, om brandgevaar te
voorkomen.
Een fraai en vol gazon ontstaat,
– wanneer met lage snelheid gemaaid
wordt.
– wanneer het gazon vaak gemaaid en
kort gehouden wordt.
– wanneer bij warm en droog weer het
gazon niet te kort gemaaid wordt,
omdat het anders verbrandt door de
zon en lelijk wordt.
– wanneer met scherpe maaimessen
gewerkt wordt – daarom de
maaimessen regelmatig laten slijpen
(dealer).
– wanneer de snijrichting regelmatig
wordt gewisseld.
9.1 Werkgebied van de gebruiker
● Bij het starten en bij draaiende
verbrandingsmotor moet de
gebruiker zich om veiligheidsredenen
altijd in het werkgebied bevinden achter
de duwstang. Neem steeds de door de
duwstang bepaalde veiligheidsafstand
in acht.
● De grasmaaier mag uitsluitend door
één persoon bediend worden, derden
moeten zich buiten de gevarenzone
bevinden. (
4.)
0478 111 9937 B - NL
10. Apparaat in gebruik
nemen
Gevaar voor letsel!
Lees vóór het in bedrijf stellen het
hoofdstuk ¨Voor uw veiligheid¨
zorgvuldig door en volg de
instructies op. (
10.1 Verbrandingsmotor starten
● Olie- en brandstofpeil
controleren. (
7.5)
● Tankventilatieschroef (1) en
brandstofkraan (2) openen.
● Zet bij een koude
verbrandingsmotor de
gasregeling (3) in de choke-
positie (4).
Zet bij een warme
verbrandingsmotor of bij warm
weer de gasregeling (3) in de
12
Start-positie (5).
● Trek de startkabel (6) langzaam tot de
compressorweerstand uit en trek de
kabel vervolgens krachtig tot armlengte
verder uit om een terugslag te
voorkomen.
Haal de kabel langzaam terug, zodat
deze correct door de startmotor wordt
opgerold.
Herhaal het starten totdat de
verbrandingsmotor aanslaat.
● Hendel gasregeling (3) in de
Start-positie (5) zetten.
4.)
10.2 Maaimes aankoppelen
13
● 1 Messenstopbeugel (1) naar de
duwstang drukken en vasthouden.
● 2 Hendel messenkoppeling (2) tot aan
de aanslag naar achteren trekken en
laten vastklikken.
● Tijdens het werken
messenstopbeugel (1) ingedrukt
houden.
10.3 Maaimes loskoppelen
● 1 Messenstopbeugel (1)
loslaten.
De hefboom van de messenkoppeling (2)
wordt losgekoppeld en gaat naar de
uitgangsstand terug. Het maaimes wordt
losgekoppeld en afgeremd, de
verbrandingsmotor blijft lopen.
Kans op letsel!
Wanneer de startkabel snel
terugspringt, worden hand en arm
sneller naar de verbrandingsmotor
getrokken dan de kabel kan worden
losgelaten.
Dit kan leiden tot botbreuken,
kneuzingen en verstuikingen.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Maaimes niet in hoog gras en enkel
bij maximaal toerental van de
verbrandingsmotor aankoppelen.
Altijd snel aankoppelen om
onnodige slijtage van de
messenkoppeling te voorkomen.
14
15
95