Iedere geleider of ieder deel onder spanning is elektrisch geïsolee-
rd ten opzichte van de massa; er is hoe dan ook een extra beveili-
ging die bestaat uit de verbinding van de toegankelijke geleidende
delen met een aardgeleider, zodat de toegankelijke delen geen ge-
vaar kunnen vormen mocht de hoofdisolatie het begeven.
5.3. RESTRISICO'S VOOR OPPERVLAKTEPOMPEN
De restrisico's zijn:
a) Mogelijk contact (ook ongewenst) van dunne voorwerpen (bv.
schroevendraaier, stokjes en dergelijke) met het vliegwiel van de
motorventilator via de openingen van de afscherming.
b) Bij eenfasepompen: mogelijk plots opstarten van de motor zonder
waarschuwing na automatische reset van de motorbeveiliging na
interventie bij oververhitting.
6. TECHNISCH-CONSTRUCTIEVE EIGENSCHAPPEN
De elektrische pomp die u hebt gekocht is ontworpen en vervaardigd
volgens onderstaande normen:
• RISICO'S VAN MECHANISCHE AARD (Bijlage I Machinerichtlijn):
- UNI EN ISO 12100
• RISICO'S VAN ELEKTRISCHE AARD (Bijlage I Machinerichtlijn):
- UNI EN ISO 12100
- CEI EN 60204-1
• RISICO'S VAN VERSCHILLENDE AARD (Bijlage I Machinerichtlijn):
- 2006/42/EC - Bijlage I
De elektrische componenten en de betreffende circuits die op de elektri-
sche pomp zijn geïnstalleerd, voldoen aan de normen CEI EN 60204-1.
7. INSTALLEREN EN VERWIJDEREN, TRANSPORT EN
OPSLAG
LET OP!
DE INSTALLATIE MOET WORDEN UITGEVOERD DOOR EEN
GEKWALIFICEERDE TECHNICUS.
7.1. ALGEMENE OPMERKINGEN BETREFFENDE DE INSTALLATIE
a) Metalen leidingen gebruiken om te vermijden dat deze het begeven
tijdens de drukvermindering die zich bij het aanzuigen creëert, of
leidingen in plastic materiaal met een bepaalde graad van onbuig-
zaamheid.
b) de leidingen zodanig ondersteunen en uitlijnen, dat ze geen druk op
de pomp uitoefenen;
c) bij gebruik van flexibele zuig- en persleidingen vermijden deze te
buigen, om smoringen te vermijden;
d) de eventuele verbindingen van de leidingen verzegelen: luchtinfiltraties
in de zuigleiding hebben een negatieve uitwerking op de werking van
de pomp;
e) het wordt aanbevolen om op de persleiding, bij de uitgang van de
elektrische pomp een terugslagklep en een afsluitklep te installeren,
in genoemde volgorde;
f) de leidingen aan het bassin, of in ieder geval aan vaste delen beves-
tigen, zodat ze niet door de elektrische pomp ondersteund worden;
g) het gebruik van te veel bochten (zwanehalzen) en kleppen in de
installatie vermijden;
h) op de OPPERVLAKTEPOMPEN die boven een beweegbaar deel
zijn geïnstalleerd, zou de zuigleiding moeten zijn voorzien van een
voetklep en een filter om het binnenkomen van vreemde voorwerpen
te voorkomen; het uiteinde van de leiding zou zich op een afstand van
minstens twee keer de diameter van de leiding onder water moeten
bevinden; de afstand van de leiding tot de bodem van het bassin
zou bovendien anderhalf keer de diameter van de leiding moeten
bedragen; Voor aanzuigingen > 4 meter een leiding met een vergrote
diameter gebruiken, voor een betere productiviteit (aanbevolen 1⁄4"
groter bij inlaat);
7.2. INSTALLATIE
a) De pomp op een vlakke ondergrond plaatsen, zo dicht mogelijk bij de
watertoevoer, en daarbij genoeg ruimte er omheen vrij laten om het
uitvoeren van werkzaamheden voor gebruik en onderhoud in veilige
omstandigheden mogelijk te maken. In ieder geval minstens 100 mm
ruimte vrij laten vóór de koelventilator van de oppervlaktepompen;
b) in geval van dompelpompen, deze neerlaten met een kabel bevestigd
aan het handvat of aan de daarvoor bestemde haken;
c) gebruik leidingen met geschikte diameter (zie DEEL 2), voorzien van
buiskoppelingen met schroefdraad die op de zuig- en persklep van de
elektrische pomp moeten worden geschroefd of op de meegeleverde
contra-schroefflenzen.
d) de OPPERVLAKTEPOMPEN zijn niet voorzien voor mobiel gebruik
en gebruik in de open lucht, behalve wanneer dat aangegeven is (zie
DEEL 2).
e) raadpleeg het eventuele hoofdstuk "VOORBEREIDING TER GEBRUIK"
in DEEL 2 voor specifieke instructies.
7.3. DESINSTALLATIE
Voor het verplaatsen of demonteren van de elektrische pomp is het
noodzakelijk:
a) de stroomvoorziening te onderbreken;
b) de zuig- en persleidingen (waar aanwezig) los te maken, als deze te
lang zijn of te veel plaats innemen;
c) indien aanwezig, de schroeven los te draaien die de elektrische pomp
op het draagvlak blokkeren;
d) indien aanwezig, de stroomtoevoerkabel met de hand vast te houden;
e) de elektrische pomp op te tillen met passende middelen, op grond
van zijn gewicht en afmetingen (zie het typeplaatje).
7.4. TRANSPORT
De elektrische pomp is verpakt in een kartonnen doos of, als gewicht en
afmetingen dat vereisen, bevestigd op een houten pallet; het transport zal
hoe dan ook geen bijzondere problemen opleveren. Controleer in ieder
geval het totale gewicht dat op de doos is geschreven.
7.5. OPSLAG
a) Bewaar het product op een overdekte en droge plek, verwijderd van
warmtebronnen en afgeschermd van vuil en trillingen.
b) Bescherm het product tegen vochtigheid, warmtebronnen en mecha-
nische schade.
c) Plaats geen zware voorwerpen op de verpakking.
d) Het product moet worden opgeslagen bij een temperatuur tussen +5°C
en +40°C (41°F en 104°F) en een relatieve vochtigheid van 60%.
8. ELEKTRISCHE AANSLUITING
− DE ELEKTRISCHE AANSLUITING MOET WORDEN UITGEVOERD
DOOR EEN GEKWALIFICEERDE TECHNICUS.
− HET WORDT AANBEVOLEN, ZOWEL VOOR DE DRIEFASIGE VER-
SIE ALS VOOR DE ÉÉNFASIGE VERSIE, EEN HOOGGEVOELIGE
AARDLEKSCHAKELAAR IN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE TE
INSTALLEREN (0,03 A).
LET OP!
De voeding van de elektrische pomp zonder stekker gebeurt
door een blijvende aansluiting te maken met het schakel-
bord, uitgerust met een schakelaar, zekeringen en thermi-
sche schakelaar geijkt op de stroomsterkte opgenomen
door de elektrische pomp.
Het netwerk moet beschikken over een efficiënte aardingsin-
stallatie volgens de bestaande elektrische normen in het land:
deze verantwoordelijkheid wordt gedragen door de installateur.
In geval van elektrische pompen zonder stroomtoevoerkabel,
een kabel aanschaffen die voldoet aan de geldende normen
in het eigen land en met de juiste doorsnede op grond van
de lengte, het geïnstalleerde vermogen en de netspanning.
Indien aanwezig, dient de stekker van de éénfasige versie te
worden aangesloten op het elektrische netwerk in een inter-
ne omgeving, ver van besproeiing, waterstralen of regen, en
op zodanige wijze dat de stekker toegankelijk is.
De driefasige versies zijn niet voorzien van interne motorbe-
scherming, dus de bescherming tegen overbelasting dient
door de gebruiker te worden uitgevoerd.
ELEKTRISCHE OPPERVLAKTEPOMP
TIJDENS HET AANSLUITEN ABSOLUUT VERMIJDEN DAT DE AAN-
SLUITKAST OF DE MOTOR NAT OF VOCHTIG RAKEN.
– Voor de éénfasige versie de aansluiting uitvoeren afhankelijk van het
feit of de thermo-amperometrische beveiliging "P" intern is (FIG.1) of
extern (FIG.2).
– Voor de driefasige versie, na het aansluiten van de stroomtoevoerkabel
NL
35