4. Selectie en gebruik van filters
4. Selectie en gebruik van filters
Beschermende ademhalingsfilters voor
gebruik met het OptimAir 3000 apparaat zijn
geclassificeerd volgens EN 12941 en EN
12942, en gemarkeerd met het filtertype en
classificatiereferentie. Afhankelijk van het fil
tertype, kunnen filters voor de volgende
toepassingen worden gebruikt:
A: Dampen van organische stoffen met een
kookpunt hoger dan 65°C.
B: Anorganische gassen en dampen, bijv.
chloor, zwavelwaterstof en cyaanwater
stof (niet voor koolmonoxide)
E: Zwaveldioxide, chloorwaterstof
K: Ammoniak en organische ammoni
akderivaten
P: Deeltjes van giftige stoffen met een te
verwaarlozen dampdruk
Voor deze filters is de te gebruiken klasse
afhankelijk van de mogelijke maximale con
centratie van de gevaarlijke stof en de
vereiste gebruikstijd. De klasse van een
volledig apparaat (zie de classificatietabel)
volgens EN 12941/EN 12941 in samenhang
met de juiste grenswaarden en bescher
mende factoren volgens plaatselijke
voorschriften kan gebruikt worden om de
maximaal toegestane waarden te bepalen,
waaraan het apparaat mag worden bloot
gesteld.
Bij het gebruik van gasfilters mogen er ook
geen gevaarlijke zwevende materialen, zoals
nevel, aanwezig zijn en bij het gebruik van
deeltjesfilters mogen er geen gevaarlijke
gassen aanwezig zijn. Bij twijfel is het
gebruik van combinatiefilters aanbevolen.De
filters voorzien alleen in de bescherming van
de ademhaling; andere vormen van
bescherming voor bijv. de huid kunnen ook
vereist zijn.
54
4.1 Vervanging van de filter
De gebruiker van een filterapparaat dient
gekwalificeerd en opgeleid te zijn in het
gebruik van de geselecteerde filter, gelaats
masker en OptimAir 3000 combinatie in een
foutloze conditie en geschikt te zijn voor de
bedoelde toepassing. Zie de tabel voor EN
12941 en EN12942 classificaties.
De filters dienen onbeschadigd uit de ver
pakking genomen te worden en, volgens de
aanwijzingen, stevig op het apparaat te wor
den gemonteerd, waarbij alle controles uit
gevoerd dienen te worden. Gebruik alleen
twee filters of filtercombinaties van hetzelfde
type.
4.2 Levensduur van de filters
De levensduur van alle filters is afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden, waarbij
het einde van de levensduur van gasfilters
gewoonlijk duidelijk wordt doordat men een
geur waarneemt aan de schone kant van de
filter en voor deeltjesfilters doordat een
alarm afgaat voor lage luchtstroom of een
alarm ten teken dat de ijking is mislukt bij
inschakeling van het apparaat. Wanneer
deeltjesfilters worden gebruikt als
bescherming tegen radioactieve bestandde
len, micro organismen of biochemische
actieve bestanddelen mogen deze slechts
eenmalig gebruikt worden.
De opslagduur van in fabrieksverpakking en
correct opgeslagen gasfilters staat
aangegeven op de filter en is voor deeltjes
filters onbeperkt. Er bestaan geen onder
houdsprocedures voor OptimAir filters.