Controleren van de gasdruk en de nominale warmtebelasting (Afb. 9)
•
Bij de eerste installatie moet de installateur de nominale warmtebelasting van het
apparaat controleren en indien nodig het apparaat aanpassen of ombouwen naar
een andere gassoort.
•
Probeer NIET de door de producent opgegeven capaciteit of nominale warmte van
het gaskooktoestel te verhogen.
•
Controleer de warmtebelasting met behulp van de gasmeter en een stopwatch.
Meet de exacte gashoeveelheid die het apparaat per tijdseenheid gebruikt bij
maximale capaciteit.
•
Vergelijk de gemeten waarde met de gebruiksgegevens die staan vermeld in
hoofdstuk 4.1 "Technische gegevens". Een afwijking van + 5% is aanvaardbaar.
•
Wanneer u tijdens de meting een grotere afwijking vaststelt, moet u de doorsnede en
kwaliteit van de ingebouwde sproeiers en de hoofdgasdruk controleren. Wanneer u de
hoofdgasdruk wilt meten met een vloeistofmanometer (bv. U-vormige manometer met
een schaal van 0,1 mbar) bij een ingeschakeld apparaat, dan handelt u als volgt:
•
Verbind slang "E" van de manometer "M" na het losschroeven van het kapje
met de drukinlaat "C".
•
Meet de aansluitdruk: wanneer de gemeten waarde zich buiten de in de
volgende tabel opgegeven waarde bevindt, kan het apparaat niet juist
functioneren. Informeer in dat geval uw gasbedrijf, zodat zij een oplossing
kunnen vinden voor het probleem van de gasdruk.
•
Installeer indien nodig een drukregelaar.
•
Verwijder na het meten slang "E" en schroef het kapje van de drukinlaat "C"
weer vast.
•
Monteer de onderdelen in omgekeerde volgorde.
Afb. 9
- 158 -
C = drukinlaat
D = gasleiding
E = slang
G = inlaataansluiting
M = manometer
R = gaskraan