bijbehorende toets "Mic / Line" (35), zodat
de ingang naar lijnniveau is geschakeld . De
overeenkomstige toets "P .H . +18 V" (36)
mag niet zijn ingedrukt, zodat de fantoom
voeding is uitgeschakeld .
3) Voor het AUXkanaal bepaalt u met de
keuzeschakelaar "5 6 7" (3) het apparaat
dat moet worden beluisterd .
5.4 Een equalizer of ander apparaat
tussenschakelen
Voor de externe klankregeling kunt u bv .
een equalizer tussenschakelen via de jacks
INSERTS (18) .
1) Verbind de ingang van het apparaat met
de jack PRE OUT .
2) Verbind de uitgang van het apparaat met
de jack AMP IN .
Opmerking: In de versterker wordt het signaal
onderbroken, wanneer alleen de jack AMP IN is aan
gesloten of het tussengeschakelde apparaat niet is
ingeschakeld, defect is of niet correct is aangesloten .
De aangesloten luidsprekers blijven dan gedempt .
5.5 Bijkomende versterker
Indien er meer luidsprekers nodig zijn dan toe
gelaten voor de versterker, is een bij komende
versterker noodzakelijk . Verbind de ingang
van de bijkomende versterker met de jack PRE
OUT in het aansluitbereik INSERTS (18) . Het
signaal voor de bijkomende versterker wordt
niet door de zoneverzwakker (6) beïnvloed .
5.6 Schakelaars voor gong en sirene
Verbind voor de afstandsbediende activering
van de gong een drukknop met de contacten
"Remote Chime" (30) . Om de sirene te kun
nen gebruiken, sluit u een schakelaar aan op
de contacten "Remote Siren" (30) . Om vanaf
meerdere plaatsen een bediening mogelijk te
maken, kunt u ook meerdere drukknoppen
resp . schakelaars parallel schakelen .
5.7 Schakelaar voor afstandsbediend
in- en uitschakelen
Via een afzonderlijke schakelaar kunt u de
versterker afstandsbediend in en uitschake
len . Verbind hiervoor een POWERschakelaar
met de schroefklemaansluiting AC POWER
REMOTE (26) . Voor het afstandsbediend in
en uitschakelen mag de versterker niet zijn
ingeschakeld met de schakelaar POWER (14) .
5.8 Netvoeding en
noodstroomvoeding
1) Als de versterker bij een eventuele stroom
uitval verder moet werken, sluit u op de
klemmen DC POWER 24 V⎓ (28) een
noodvoeding van 24 V aan (bv . PA24ESP
van MONACOR) . Bij een kabellengte van
maximum 4 m is een dwarsdoorsnede van
5 mm
vereist .
2
Opmerking: Als de aansluitingen DC POWER
24 V⎓ van de noodstroomeenheid onder de span
ning van 24 V staan, kan de versterker met de
schakelaar POWER (14) niet worden uitgescha
keld . De versterker schakelt bij een stroomuitval
of in uitgeschakelde toestand automatisch om
naar de noodvoeding .
22
2) Ten slotte verbindt u het meegeleverde
netsnoer eerst met de jack (24) en plugt
u het in een stopcontact (230 V/ 50 Hz) .
3) Ook wanneer de versterker is uitgescha
keld, verbruikt hij een geringe hoeveelheid
stroom . Trek daarom de stekker uit het
stopcontact en koppelt u de noodvoeding
eventueel los, wanneer u de versterker lan
gere tijd niet gebruikt .
6 Bediening
Als de versterker is uitgeschakeld en met de
voedingsspanning is verbonden, licht de LED
"stand by" (11) op .
1) Alvorens het apparaat een eerste keer
in gebruik te nemen, plaatst u de vijf in
gangsregelaars INPUT1 tot INPUT4 en
AUX (8) evenals de regelaars MASTER (9)
in de stand nul .
2) Schakel de versterker in met de schake
laar POWER (14) of met een schakelaar
die op de schroefklemaansluiting AC
POWER REMOTE (26) is aangesloten .
De LED "stand by" gaat uit en de LED
"power" (12) licht op .
6.1 Het volume instellen
1) Draai eerst de regelaar INPUT (8) van het
signaal dat het sterkst moet worden ge
hoord, in de stand 7 (bv . INPUT1 voor
noodaankondigingen op kanaal 1 met de
hoogste prioriteit) .
2) Plaats de zoneverzwakkers ZONE ATTENU
ATORS (6) van de zone waar het geluid het
sterkst moet zijn, in de stand 5 .
3) Doe een aankondiging via de betreffende
microfoon en stel met de regelaar MAS
TER (9) het maximaal gewenste volume
in . Daarbij mag de LED "clip" van de
volume indicator (10) echter niet oplich
ten . De versterker wordt dan overstuurd
en de signalen vervormd . Draai de regelaar
MASTER overeenkomstig terug .
Indien het gewenste volume niet wordt
bereikt, en de LED "clip" nog niet oplicht,
draai dan de betreffende regelaar INPUT
verder open .
4) Regel daarna met de zoneverzwakkers (6)
tijdens een aankondiging ook het volume
van de overige zones .
5) Stel het volume van andere microfoons en
signaalbronnen in met de bijbehorende
regelaars (8) . Draai de regelaar van de on
gebruikte kanalen steeds in de stand nul .
6) Om een apparaat te selecteren dat op een
van de jacks AUX INPUTS (19) is aangeslo
ten, stelt u de keuzeschakelaar "5 6 7" (3)
in . Draai hiervoor de regelaar AUX eerst
in de nulstand . Zo vermijdt u luide scha
kelploppen .
7) Stel de klang in met de beide regelaars
"Bass" en "Treble" (4) . Stel met de rege
laars PACK (5) de klank in voor een module
in de opening (1) .
8) Wenst u in bepaalde zones tijdelijk geen
geluid, dan draait u de bijbehorende ver
zwakkers (6) in de stand "off" .
6.2 Automatische volumedemping
– Een signaal van het kanaal 1 heeft prioriteit
op alle andere signalen, d .w .z . de andere
signalen worden in volume automatisch
gedempt, wanneer u in de microfoon op
kanaal 1 spreekt .
– Bij het indrukken van de spreektoets van
de microfoons PA5000PTT worden het
geluidsvolume van het AUXkanaal auto
matisch verminderd .
– Bij het inschakelen van de sirene of het ac
tiveren van de gong worden de ingangssig
nalen eveneens gedempt .
De volumedemping kunt u met de regelaar
"Mute Level" (31) tussen −25 dB tot −35 dB
instellen .
6.3 Gong
De gong kan bv . vóór een aankondiging wor
den geactiveerd met de toets CHIME (2), met
een drukknop die op de klemmen "Remote
Chime" (30) is aangesloten, en met de over
spraaktoets van een PTTmicrofoon . Stel het
gongvolume met behulp van een schroeven
draaier in aan de regelaar "Chime Level" (33) .
Indien de gong niet moet worden geac
tiveerd door de PTTmicrofoons die op de in
gangen 2 – 4 (34) zijn aangesloten, verwijdert
u de jumper op de schroefklemmen "INPUTS
Chime On / Off" (30) .
6.3.1 Omschakelen tussen gongsignaal van
twee en vier tonen
Met een stekkerbrug in de versterker kunt
u omschakelen tussen een gongsignaal van
twee en een van vier tonen .
WAARSCHUWING Het omschakelen van het
gongsignaal mag uitslui
tend gebeuren door des
kundig personeel . De ver
sterker moet hiervoor worden geopend .
Trek in elk geval eerst de netstekker uit het
stopcontact, anders loopt u het risico van
een elektrische schok!
1) Als er een noodstroomeenheid is aangeslo
ten, koppelt u deze van de aansluitingen
DC POWER (28) los, zodat de versterker
zeker buiten bedrijf is .
2) Schroef het deksel van de versterker af .
3) Voer met de stekkerbrug MS 1 op de linker
geleidingsplaat aan de achterzijde van de
versterker volgende instellingen door:
Stand "2T" = gongsignaal van twee tonen
Stand "4TONE" = gongsignaal van vier
tonen
4) Schroef het deksel weer vast .
6.4 Alarmsirene
De sirene kan via een schakelaar worden
geactiveerd die op de klemmen "Remote
Siren" (30) is aangesloten . Stel het volume
met behulp van een schroevendraaier in aan
de regelaar "Siren Level" (32) .