ONDERHOUD
3. Draai de twee messen zodat ze van voor
naar achter op één lijn liggen met het dek.
Schuif de achterste bevestigingsbouten
omhoog of omlaag tot de achterste
mesuiteinden aan de achterkant 3,175 mm
tot 9,525 mm hoger staan dan de voorste
mesuiteinden.
4. Controleer alle afstanden een keer extra.
De hoogte van de mesuiteinden moet aan
weerszijden gelijk zijn. De mesuiteinden
moeten achteraan 3,175 mm tot 9,525
hoger liggen dan de voorste meting. Aan
de voorkant moeten de mesuiteinden aan
weerszijden even hoog zijn.
OPMERKING: Hierdoor wordt het maaidek in een
standaardmeetpositie geplaatst. Afhankelijk van
het soort gras dat wordt gemaaid en afhankelijk
van de omgevingsomstandigheden zijn mogelijk
extra afstellingen nodig om het gewenste
maairesultaat te krijgen.
Veer maaideklift
Wanneer u 5,1 cm of minder maait, kan het nodig
zijn om de veren van de maaideklift af te stellen.
Om de veren te bereiken kantelt u de stoel naar
voren. Draai de moer los om de veerspanning af
te stellen.
Neutrale afstelling
Voer de afstelling uit terwijl de machine op een
vlakke ondergrond staat en de parkeerrem is
ingeschakeld.
260
1. Breng de achterwielen van de machine
omhoog en ondersteun de machine met
kriksteunen.
2. Start de motor. Als een van de wielen draait
terwijl de parkeerrem van de machine is
ingeschakeld, moet de neutrale stang voor
het desbetreffende wiel worden afgesteld.
3. Wilt u toegang krijgen tot het
bedieningsstangenstelsel, ontgrendel dan de
stoel en kantel deze naar voren.
4. Verwijder en bewaar de pen uit het voorste
verbindingsstuk.
5. Draai de zeskantmoer met de hand in beide
richtingen totdat het wiel stopt met draaien.
6. Draai de zeskantmoer opnieuw en tel het
aantal slagen met de platte vlakken van de
moer. Stop met draaien wanneer het wiel in
de tegenovergestelde draait.
7. Draai de moer terug met de helft van het
aantal slagen dat u bij stap 6 hebt geteld.
8. Herhaal deze procedure indien nodig met het
andere wiel.
Parkeerrem
WAARSCHUWING! Een verkeerde
afstelling leidt tot minder remvermogen en kan
ongevallen veroorzaken.
Controleer visueel of er geen schade is aan de
besturingshendels, koppelingen of schakelaars
van de parkeerrem. Voer een stilstandtest uit en
controleer of er voldoende remkracht is.
1. Stel de twee parkeerremregelaars gelijkmatig
af. Wilt u de hendels afstellen, verwijder dan
de twee popnagels uit de afdichting en schuif
de afdichting omhoog.
2. Als de parkeerrempositie de stilstandtest
niet doorstaat of als er onderhoud aan de
parkeerrem is uitgevoerd, moet deze mogelijk
worden afgesteld. De veer zou samengedrukt
12,7 mm korter moeten zijn dan de vrije
lengte. Draai indien nodig de moeren aan die
de remveer op zijn plek houden.