BEDIENING
4. Stel de stoel in op de gewenste stand.
Er moet aan de volgende voorwaarden zijn
voldaan voordat de motor kan worden gestart:
• De bladschakelaar moet zijn ingedrukt in de
uitgeschakelde stand.
• De twee stuur-/parkeerremregelaars moeten in
de vergrendelde stand (naar buiten) staan.
De motor starten
1. Ga op de stoel zitten.
2. Zet het maaidek omhoog in de
transportpositie door het liftpedaal naar voren
te duwen.
3. Haal de maaierbladen los door de
bladschakelaar in te drukken.
4. Beweeg de stuur-/parkeerremregelaars naar
de vergrendelstand (de buitenste stand).
5. Zet de gashendel in de middelste positie.
Als de motor koud is, trekt u de chokehendel
omhoog.
6. Stel de brandstoftankklep in op de gewenste
tank.
7. Zet de dekhoogtepen in de gewenste stand.
8. Druk de contactsleutel in en draai de sleutel
naar de startpositie.
BELANGRIJKE INFORMATIE Laat de
startmotor telkens niet meer dan vijf seconden
draaien. Start de motor niet, wacht dan
ongeveer tien seconden voordat u het nog een
keer probeert.
252
9. Als de motor start, laat u de contactsleutel
meteen los naar de stand RUN. Duw de
knop van de chokehendel langzaam in als
de choke is gebruikt voor het starten van een
koude motor.
10. Stel het gewenste motortoerental in met de
gashendel. Laat de motor vóór gebruik kort bij
een gematigd toerental draaien (gashendel
ongeveer halverwege). GEBRUIK VOLGAS
TIJDENS HET MAAIEN (geen choke).
Rijden
1. Schakel de parkeerrem uit door de stuur-/
parkeerremregelaars tegelijk naar de neutrale
positie te trekken.
OPMERKING: de maaier is voorzien van
een aanwezigheidsdetectiesysteem voor de
bestuurder. Als de gebruiker de stoel probeert
te verlaten terwijl de motor draait en zonder
dat eerst de parkeerrem is aangetrokken,
wordt de motor afgezet.
2. Ontgrendel de dekhoogteregeling door
het pedaal vooruit te trappen en het dek te
verlagen naar de gewenste stand.
3. Zet de gashendel op vol gas.
4. Schakel het maaidek in door de
bladschakelaar omhoog te trekken.
WAARSCHUWING! Let op dat zich
niemand in de buurt van de maaier bevindt
wanneer u de bladschakelaar inschakelt.
5. Trek de besturingshendels naar binnen en
beweeg de twee besturingshendels langzaam
naar voren om recht naar voren te rijden.
De motor stoppen
1. Beweeg de gashendel naar de minimumstand
(schildpadsymbool).
2. Beweeg de stuur-/parkeerremregelaars
tegelijk naar buiten richting de
parkeerremstand.
3. Ontgrendel het maaidek door de
bladschakelaar in te drukken.
4. Zet het maaidek omhoog door de
voetpedalen naar voren in de transportpositie
te duwen.
Als de motor hard heeft gewerkt, laat hem
dan minimaal zestig seconden stationair
draaien, zodat de motor voor het stoppen
weer op een normale bedrijfstemperatuur
is. Laat de motor niet langere tijd stationair
draaien om vervuiling van de bougies te
vermijden.