Veiligheid op de werkplek
•
Voordat u begint met maaien moeten takken, stenen
enz. van het gazon worden verwijderd.
•
Voorwerpen die tegen de snijuitrusting botsen kunnen
worden weggeslingerd en schade aanrichten aan
mensen en andere voorwerpen. Houd mensen en
dieren op afstand.
•
Gebruik de motorkettingzaag niet in ongunstige
weersomstandigheden. B.v. bij dichte mist, hevige
regen, harde wind, hevige koude enz. Werken in
slechte weersomstandigheden is vermoeiend en kan
tot gevaarlijke situaties leiden, zoals een gladde
ondergrond.
•
Houd uw omgeving in de gaten om ervoor te zorgen
dat u de macht over de machine niet verliest door
onverwachte gebeurtenissen.
•
Let goed op wortels, stenen, twijgen, putten, sloten
enz. Hoog gras kan hindernissen verbergen.
•
Het maaien van hellingen kan gevaarlijk zijn. Gebruik
de grasmaaier niet op zeer steile hellingen. De
grasmaaier mag niet worden gebruikt op een helling
van meer dan 15 graden.
•
Op hellend terrein moet u de paden loodrecht ten
opzichte van de helling laten lopen. Het is veel
makkelijker om dwars over een helling te lopen dan op
en neer.
•
Wees voorzichtig wanneer u in de buurt komt van
onoverzichtelijke bochten en voorwerpen die uw zicht
kunnen belemmeren.
Werkveiligheid
•
Een grasmaaier is alleen geconstrueerd voor het
maaien van gazons. Alle overige gebruik is niet
toegestaan.
•
Draag altijd persoonlijke veiligheidsuitrusting. Zie
instructies in het hoofdstuk "Persoonlijke
veiligheidsuitrusting".
•
Start de grasmaaier niet zonder dat mes en alle
kappen zijn gemonteerd. Het mes kan anders
losraken en persoonlijk letsel veroorzaken.
•
Voorkom dat het mes tegen vreemde voorwerpen
slaat zoals stenen, wortels of iets dergelijks. Dit kan
ertoe leiden dat het mes bot wordt en dat de motoras
krom wordt. Een kromme as zorgt voor onbalans en
sterke trillingen, hetgeen leidt tot een groot risico van
het losraken van het mes.
•
De rembeugel mag nooit permanent in de handgreep
verankerd zijn, wanneer de machine loopt.
•
Plaats de grasmaaier op een stabiele ondergrond en
start hem. Zorg ervoor dat het mes niet in contact kan
komen met de grond of een ander voorwerp.
•
Ga altijd achter de machine staan. Laat alle wielen op
de grond en houd beide handen op de handgreep
tijdens het maaien. Houd uw handen en voeten uit de
buurt van de draaiende bladen.
40 – Dutch
BEDIENING
•
Kantel de machine niet terwijl de motor draait. Ren
niet met de machine wanneer deze werkt. U moet
altijd met de grasmaaier lopen.
•
Let vooral ook op wanneer u de machine tijdens de
werkzaamheden naar u toe trekt.
•
Til de grasmaaier nooit op en draag deze niet
wanneer de motor is gestart. Indien u de grasmaaier
moet optillen, moet u eerst de motor stoppen en de
ontstekingskabel van de bougie halen.
•
De motor moet worden uitgezet bij verplaatsing over
terrein dat niet moet worden gemaaid. Bijvoorbeeld
paden, steen, grind, asfalt enz.
•
Ren niet met de machine wanneer deze werkt. U moet
altijd met de grasmaaier lopen.
•
Zet de motor uit voordat u de maaihoogte wijzigt. Voer
nooit afstellingen uit terwijl de motor draait.
•
Laat de machine nooit zonder toezicht met draaiende
motor achter. Zet de motor uit. Controleer of de
snijuitrusting is gestopt met draaien.
•
Als er een voorwerp geraakt wordt of er trillingen
ontstaan, moet u de machine stoppen. Haal de
bougiekabel van de bougie. Controleer of de machine
niet beschadigd is. Repareer eventuele
beschadigingen.
Basistechniek
•
Maai altijd met een scherp blad, voor optimaal
resultaat. Een bot blad levert ongelijkmatig
maairesultaat op, en het gras vergeelt waar het is
afgemaaid.
•
Maai nooit meer dan 1/3 van de lengte van het gras.
Dit geldt vooral in periodes van droogte. Maai eerst op
een grote maaihoogte. Controleer daarna het
resultaat en ga naar een geschikte hoogte. Indien het
gras extra lang is, moet u langzaam rijden en
eventueel twee keer maaien.
•
Maai elke keer in een andere richting, om het ontstaan
van strepen in het gazon te voorkomen.
Transport en opbergen
•
Zet de apparatuur tijdens vervoer goed vast om
transportschade en ongelukken te voorkomen.
•
Sla de apparatuur op in een afsluitbare ruimte zodat
het buiten het bereik is van kinderen en onbevoegde
personen.
•
Berg de machine en bijbehorende apparatuur op in
een droge en vorstvrije ruimte.
•
Zie het hoofdstuk "Brandstofhantering" voor
informatie over het vervoer en opslaan van brandstof.