fi etscomputer op de voorvork bevestigd worden. In
dit geval is de maximale afstand 50 cm/1'6''.
• Bevestig het rubberen onderdeel aan de sensor (zie
afbeelding 3).
• Haal tie raps door de gaten in de sensor en het
rubberen onderdeel (afbeelding 4).
• Bevestig de sensor zodanig op de voorvork dat
het Polar logo naar buiten is gericht. Trek de tie
raps zachtjes aan trek ze nog niet volledig strak (zie
afbeelding 5).
• Bevestig de magneet op een spaak ter hoogte
van de sensor. De opening in de magneet moet in
de richting van de snelheidssensor wijzen. Bevestig
de magneet aan de spaak en draai deze zachtjes
aan met een schroevendraaier (dus nog niet
volledig vast). (Zie afbeelding 6).
• Plaats de magneet en de sensor zodanig ten
opzichte van elkaar dat ze vlak langs elkaar
bewegen, maar elkaar niet raken. Richt de sensor
zo veel mogelijk in de richting van het wiel/de
spaken. De afstand tussen de snelheidssensor en
de magneet mag maximaal 4 mm zijn . De afstand is
juist wanneer een tie rap precies tussen de magneet
en de sensor past (zie afbeelding 6).
• Draai het voorwiel zodat u een snelheid af kunt
lezen op het display. De snelheid geeft aan dat
de magneet en de snelheidssensor juist zijn
gepositioneerd. Draai de schroef van de magneet
vast met een schroevendraaier nadat u de magneet
en de snelheidssensor correct hebt geplaatst. Trek
ook de tie raps stevig aan en knip de uiteinden af.
Uw veiligheid is belangrijk voor ons. Blijf tijdens het
fi etsen op het verkeer letten om ongelukken en letsel
te voorkomen. Controleer of u het stuur normaal
kunt draaien en de rem- en schakelkabel niet achter
de stuurhouder of de snelheidssensor blijven hangen.
Contoleer ook of de stuurhouder of de snelheidssensor
het fi etsen, remmen of schakelen niet belemmeren.
Voordat u gaat fi etsen, moet u de wielgrootte
instellen in de fi etscomputer. Voor meer informatie
over het gebruik van de Polar Snelheid Sensor in
combinatie met de fi etscomputer, raadpleeg dan
de gebruiksaanwijzing van de betreffende Polar
Fietscomputer.
18