5.
Druk het gereedschap in de gereedschapopname
tot het hoorbaar inklikt.
6.
Controleer of het gereedschap goed vergrendeld is
door er aan te trekken.
7.1.3 Gereedschap uitnemen 5
ATTENTIE
Draag bij het wisselen van gereedschap werkhandschoe-
nen, omdat het gereedschap heet wordt door het gebruik.
1.
Trek de stekker uit het stopcontact.
2.
Open de gereedschapopname door de gereed-
schapvergrendeling terug te trekken.
3.
Trek het gereedschap uit de gereedschapopname.
7.1.4 Gereedschapopname afnemen 6
ATTENTIE
Om letsel te voorkomen dient u de diepteaanslag uit de
zijhandgreep en het gereedschap uit de gereedschapop-
name te verwijderen.
AANWIJZING
Kies bij het wisselen van de gereedschapopname met de
functieschakelaar de stand "Beitelen".
1.
Trek de stekker uit het stopcontact.
2.
Trek de huls op de gereedschapopname naar voren
en houd hem vast.
3.
Neem de gereedschapopname in voorwaartse rich-
ting af.
7.1.5 Gereedschapopname opzetten 7
ATTENTIE
Om letsel te voorkomen dient u de diepteaanslag uit de
zijhandgreep en het gereedschap uit de gereedschapop-
name te verwijderen.
AANWIJZING
Kies bij het wisselen van de gereedschapopname met de
functieschakelaar de stand "Beitelen".
1.
Trek de stekker uit het stopcontact.
2.
Pak de huls op de gereedschapopname vast, trek
hem naar voren en houd hem vast.
3.
Schuif de gereedschapopname van voren op de
leibuis en laat de huls los.
4.
Draai aan de gereedschapopname tot deze hoor-
baar inklikt.
7.2 Bedrijf
ATTENTIE
Door de bewerking van de ondergrond kan er materi-
aal afsplinteren. Draag een veiligheidsbril, werkhand-
schoenen en, wanneer u geen stofafzuiging gebruikt,
een licht stofmasker. Afgesplinterd materiaal kan licha-
melijk letsel en oogletsel veroorzaken.
ATTENTIE
Tijdens het werkproces wordt geluid geproduceerd.
Draag oorbeschermers. Te hard geluid kan het gehoor
beschadigen.
7.2.1 Werken bij lage temperaturen:
AANWIJZING
Om het slagmechanisme van het apparaat te laten werken
is een minimale bedrijfstemperatuur nodig.
Om de minimale bedrijfstemperatuur te bereiken, plaatst
u het apparaat kort op de ondergrond en laat u het in
nullast draaien. Zo nodig herhaalt u dit tot het slagme-
chanisme werkt.
7.2.2 Boren zonder slag 8
1.
Draai de functiekeuzeschakelaar in de stand "Boren
zonder slag" tot hij inklikt. Tijdens bedrijf mag er niet
aan de functiekeuzeschakelaar worden gedraaid.
2.
Breng de zijhandgreep in de gewenste stand en
zorg ervoor dat hij op de juiste wijze gemonteerd en
volgens voorschrift bevestigd is.
3.
Steek de stekker in het stopcontact.
4.
Plaats het apparaat met de boor op het gewenste
boorpunt.
5.
Druk langzaam op de regelschakelaar (werk met
een laag toerental, tot de boor in het boorgat ge-
centreerd is).
6.
Om met volledige capaciteit verder te werken, dient
de regelschakelaar volledig te worden doorgedrukt.
7.
Oefen zoveel aandrukkracht uit dat deze in overeen-
stemming is met de ondergrond, hierdoor bereikt u
een optimale voortgang bij het boren.
7.2.3 Hamerboren 8
1.
Draai de functiekeuzeschakelaar in de stand "Ha-
merboren" tot hij inklikt. Tijdens bedrijf mag er niet
aan de functiekeuzeschakelaar worden gedraaid.
2.
Breng de zijhandgreep in de gewenste stand en
zorg ervoor dat hij op de juiste wijze gemonteerd en
volgens voorschrift bevestigd is.
3.
Steek de stekker in het stopcontact.
4.
Plaats het apparaat met de boor op het gewenste
boorpunt.
5.
Druk langzaam op de regelschakelaar (werk met
een laag toerental, tot de boor in het boorgat ge-
centreerd is).
6.
Om met volledige capaciteit verder te werken, dient
de regelschakelaar volledig te worden doorgedrukt.
7.
Oefen geen overmatige aandrukkracht uit. De slag-
capaciteit wordt daardoor niet verhoogd. Wanneer
de aandrukkracht geringer is, is de levensduur van
het gereedschap langer.
8.
Om splinteren te voorkomen dient u bij het boren
van gaten het toerental kort voor de doorslag te
verminderen.
7.2.4 Beitelen
AANWIJZING
De beitel kan in 18 verschillende standen (in stappen
van 20°) worden vastgezet. Daardoor kan bij het vlak-
nl
69