•
Afhankelijk van de hoogte van het werkstuk
kan de parallelaanslag in hoge (fig. 18a) of
lage positie (fig. 18b) worden ingesteld.
7.3 Schuine sneden (fi g. 2, 19)
Om schuine sneden evenwijdig met het lintzaag-
blad (26) te kunnen doorvoeren kan de zaagtafel
(15) van 0° tot 45° naar voren worden schuin
gezet.
•
Vastzethendels (18) loszetten.
•
Zaagtafel (15) naar voren kantelen tot de
gewenste hoekmaat op de graadschaal (16)
bereikt is.
•
Vastzethendels (18) terug vastzetten.
•
Let op: Bij gekantelde zaagtafel (15) moet
de parallelaanslag (24) in werkrichting aan
de rechterkant van het lintzaagblad (26) aan
de neerwaarts gerichte kant worden aange-
bracht (indien toegestaan door de breedte
van het werkstuk) teneinde het werkstuk te
beveiligen tegen wegglijden.
8. Bedrijf
Let op ! Na elke nieuwe afstelling is het aan te
raden een proefsnede uit te voeren om de afge-
stelde afmetingen te controleren.
•
Bij het snijden is telkens de bovenste lintge-
leiding (11) zo dicht mogelijk bij het werkstuk
te plaatsen (zie 6.5)
•
Het werkstuk moet steeds met de beide han-
den worden geleid en vlak op de lintzaagtafel
(15) worden gehouden om te voorkomen dat
het lintzaagblad (26) gaat klemmen.
•
Het voorschuiven van het werkstuk dient altijd
met gelijkmatige druk te gebeuren die juist
volstaat zodat het lintzaagblad probleemloos
door het materiaal snijdt maar niet blokkeert.
•
Steeds de parallelaanslag (24) voor alle
snijtaken gebruiken waarvoor ze kunnen wor-
den ingezet.
•
Het is beter een snede in één keer uit te vo-
eren dan in meerdere stappen waar mogelijk
een terugtrekken van het werkstuk voor nodig
is. Als desondanks een terugtrekken niet te
vermijden is, moet de lintzaagmachine vooraf
worden uitgeschakeld en het werkstuk mag
dan pas worden terug getrokken nadat het
lintzaagblad (26) tot stilstand is gekomen.
•
Bij het zagen moet het werkstuk altijd met zijn
langste kant worden geleid.
Anl_TC_SB_305_U_SPK9.indb 66
Anl_TC_SB_305_U_SPK9.indb 66
NL
8.1 Uitvoeren van langssneden (fi g. 20)
Hierbij wordt een werkstuk in lengterichting door-
gesneden.
•
Parallelaanslag (24) aan de linkerkant (indien
mogelijk) van het lintzaagblad (26) overeen-
komstig de gewenste breedte afstellen.
•
Lintzaagbladgeleiding (11) op het werkstuk
verlagen. (zie 6.5)
•
Zaag aanzetten.
•
Eén kant van het werkstuk met de rechter
hand tegen de parallelaanslag (24) duwen
terwijl de vlakke zijde op de zaagtafel (15) ligt.
•
Werkstuk gelijkmatig langs de parallelaanslag
(24) het lintzaagblad (26) in schuiven.
•
Belangrijk! Lange werkstukken dienen aan
het einde van de snijbeurt te worden beveiligd
tegen neerkantelen (b.v. afrolstandaard enz.).
Let op! Bij het bewerken van smalle werkstukken
dient u zeker een schuifstok te gebruiken. De
schuifstok (41) steeds binnen handbereik op de
haak (42) bewaren die ervoor aan de zijkant van
de zaag is voorzien.
8.2 Uitvoeren van schuine sneden (fi g. 19)
•
Zaagtafel op de gewenste hoek afstellen (zie
7.3).
•
Snede uitvoeren zoals beschreven onder 8.1.
8.3 Snijden uit de losse hand (fi g. 21)
Een van de belangrijkste kenmerken van een
lintzaagmachine is het probleemloos snijden van
krommen en radii.
•
Lintzaagbladgeleiding (11) op het werkstuk
verlagen. (zie 6.5)
•
Zaag aanzetten.
•
Werkstuk vast op de zaagtafel (15) duwen en
langzaam het lintzaagblad (26) in schuiven.
•
Bij het snijden uit de losse hand is het aan te
bevelen het werkstuk minder snel vooruit te
schuiven zodat het lintzaagblad (26) de ge-
wenste lijn kan volgen.
•
In vele gevallen is het van groot nut, krommen
en hoeken ongeveer 6 mm weg van de lijn
grof uit te zagen.
•
Als u krommen moet zagen die te eng zijn
voor het gebruikte lintzaagblad, moeten
hulpsneden tot aan de voorkant van de krom-
me worden gezaagd zodat die tot houtafval
worden als de definitieve radius wordt uitge-
zaagd.
- 66 -
27.02.2018 10:08:48
27.02.2018 10:08:48