GRAPHITE 58G000 Traducción Del Manual Original página 73

Ocultar thumbs Ver también para 58G000:
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 65
MONTAGE/INSTELLINGEN
INFORMATIE
WERKVOORBEREIDING
ACCU PLAATSEN / VERWIJDEREN
• Plaats de draairichting schakelaar (5) in de midden stand.
• Druk op de bevestigingsknoppen van de accu (7) en trek de accu (8)
naar beneden (afb. A).
• Plaats de opgeladen accu (7) in het handvat zodat de knoppen van
de blokkade een geluid geven (8).
ACCU OPLADEN
UHet toestel wordt tezamen met gedeeltelijk opgeladen accu geleverd.
Het opladen van de accu dient in de temperatuur tussen 4
te gebeuren. Een nieuw accu of een door een langere periode niet
gebruikte accu gaat de volledige aandrijvingsvermogen na ong. 3 - 5
oplaadbeurten bereiken.
• Verwijder de accu (7) uit het toestel (afb. A).
• Steek de oplader in het stopcontact (230 V AC).
• Schuif de accu (7) in de oplader (12) (afb. B). Controleer of de accu
juist geplaatst werd (tot het einde ingeschoven).
Na aansluiting van de oplader op het netwerk (230 V AC) gaat de
groene diode (11) op de oplader branden, wat het aansluiten van de
spanning weergeeft.
Na het plaatsen van de accu (7) in de oplader (12) gaat de rode diode
(11) op de oplader branden, wat het opladen van de accu weergeeft.
Tegelijkertijd gaan de groene diodes (14) van de indicatie van de
oplaadstatus met een pulslicht in verschillende combnaties branden
(zie eronder).
• Pulslicht van alle diodes - de accu is leeg en moet worden
opgeladen.
• Pulslicht van 2 diode's - accu is gedeeltelijk leeg.
• Pulslicht van 1 diode - accu is bijn volgeladen.
Als de accu vol is, gaat de diode (11) op de oplader met een groen licht
branden en alle diodes van de indicatie van de oplaadstatus van de accu
(14) gaan met een constant licht branden. Na een bepaalde tijd (ong.
15 sec.) gaan de diodes van de oplaadstatus van de accu (14) dimmen.
De accu mag niet langer dan 8 uur worden opgeladen. De
overschrijding van deze tijd kan een beschadiging van de cellen
van de accu als gevolg hebben. Na het volladen van de accu gaat de
oplader niet automatisch uit. De groene diode op de oplader gaat
steeds branden. De diodes van de indicatie van de oplaadstatus van
de accu gaan na een bepaalde tijd dimmen. Voordat de accu uit de
oplader weg te nemen, onderbreek de verbinding met de spanning.
Vermijd korte, opeenvolgende oplaadbeurten. Laad de accu's niet
bij na een kort gebruik van het toestel. Een aanzienlijke verkorting
van de tijd tussen de nodige oplaadbeurten houdt in dat de accu
verbruikt en uitgewisseld dient te worden.
Tijdens het oplaadproces raken de accu's zeer heet. Begin nooit
met het werk als de accu pas opgeladen werd – wacht totdat de
accu tot de kamertemperatuur afkoelt. Op die manier kunnen de
beschadigingen van de accu worden voorkomen.
INDICATIE VAN DE OPLAADSTATUS VAN DE ACCU
De accu is voorzien van een indicatie van de oplaadstatus van de accu (3
LED diode's) (14). Om de oplaadstatus van de accu te checken, druk op
de knop van de indicatie van de oplaadstatus (13) (afb. C). Het branden
van alle 3 diodes geeft een hoog oplaadniveau van de accu weer.
Het branden van 2 diodes geeft een gedeeltelijk lege accu weer. Het
branden van alleen maar 1 diode geeft een lege accu en de noodzaak
van het opladen weer.
SPILREM
De boorschroevendraaier heeft een elektronische rem die de spil
onmiddellijk na het loslaten van de hoofdschakelaar (9) stopzet. Deze
rem verzekert nauwkeurig schroeven en boren, en laat de vrije rotatie
van de spil niet toe wanneer het uitgeschakeld is.
WERK / INSTELLINGEN
AAN- / UITZETTEN
Aanzetten – druk op de hoofdschakelaar (9).
Uitzetten – maak de hoofdschakelaar (9) los.
Elk indrukken van de hoofdschakelaar (9) laat de diode (LED) (10) die de
werkplek verlicht branden.
OVERBELASTINGSKOPPEL
De boor- en schroefsnelheid kan tijdens het werk worden ingesteld
door het verhogen/verlagen van de druk op de hoofdschakelaar
(9). Toerentalregeling maakt trage start mogelijk, wat bij het boren
van gaten in gips of glazuur het slippen van de boor voorkomt en bij
schroeven/losschroeven helpt het werk te controleren.
OVERBELASTINGSKOPPEL
Het plaatsen van de ring (3) in de gekozen stand veroorzaakt het
duurzaam instellen van de koppel op het bepaalde krachtmoment.
Na het bereiken van de waarde van het ingestelde krachtmoment
de overbelastingskoppel gaat automatisch uitgezet worden. Op die
manier gaat de schroef niet te diep en de boorschroevendraaier niet
beschadigd raakt.
INSTELLEN VAN HET KRACHTMOMENT
C - 40
C
0
0
• Voor verschillende schroeven en verschillende materialen worden
verschillende krachtmomenten toegepast.
• Hoe groter het krachtmoment des te groter het aantal dat aan
bepaalde ligging beantwoordt (afb. D).
• Stel de ring voor instellen van het krachtmoment (3) op de bepaalde
waarde van het krachtmoment in.
• Begin altijd met het moment met lagere waarde.
• Vergroot het moment stapsgewijs totdat het juiste resultaat bereikt
wordt.
• Om de schroeven los te draaien, kies de hogere instellingen.
• Om te boren kies de instellingen met een boor gemarkeerd. Bij deze
instelling wordt de hoogste waarde van het krachtmoment bereikt.
• Tezamen met ervaring stijgt de vaardigheid om de juiste instellingen
te kiezen.
De overbelastingskoppel is niet actief indien de ring voor instellen
van het krachtmoment in de boorpositie zich bevindt.
MONTAGE VAN HET WERKSTUK
• Plaats de draairichting schakelaar (5) in de midden stand.
• Draai de ring van de boorkop (2) tegen de klok (zie de markering op
de ring) totdat de gewenste opening van de kaken verkregen wordt
om de boor of schroefbit (afb. E) te kunnen plaatsen.
• Om een werkstuk te monteren, draai de ring van de snelle montage
boorkop (2) met de klok mee en dan zet hem vast.
Demontage van het werkstuk dient in de omgekeerde volgorde te
gebeuren.
Bij de montage van de boor of uiteinde in de boorkop let op op de
juiste plaatsing van het werkstuk. Bij gebruik van korte schroef
eindstukken of bits dient een extra magnetisch houvast als
verlengstuk gebruikt te worden.
DRAAIRICHTING NAAR RECHTS - NAAR LINKS
De draairichting van de spil (afb. F) wordt met behulp van de
draairichting schakelaar (5) gekozen. (afb. F).
Naar rechts draaien – zet de schakelaar (5) helemaal naar links.
Naar links draaien – zet de schakelaar (5) helemaal naar rechts.
* In sommige gevallen kan de positie van de schakelaar ten opzichte van de draairichting verschillend zijn
dan beschreven. Volg de grafische tekens op de draairichting schakelaar of de behuizing van het toestel.
Een veilige positie van de draairichting schakelaar (5) die het ongewenst
starten van het elektrogereedschap onmogelijk maakt, bevindt zich in
het midden:
• In deze positie kan de boorschroevendraaier niet ingeschakeld
worden.
• In deze positie kunnen do boren of schroefbits uitgewisseld worden.
• Voordat het toestel aan te zetten, controleer of de draairichting
schakelaar (5) in de juiste positie zich bevindt.
Het is verboden om de draairichting tijdens het draaien van de spil
van de boorschroevendraaier te wijzigen.
VERSNELLING WIJZIGEN
De versnellingen schuifknop (4) (afb. G) toelaat om het bereik van het
toerental te verhogen.
Versnelling I: minder toerental, grote kracht van het draaimoment.
Versnelling II: groter toerental, kleinere kracht van het draaimoment.
Zet de versnellingen schuifknop in de positie die aan de uitgevoerde
werkzaamheden aangepast is. Indien de schakelaar niet verschuift,
draai de spil een beetje om.
73
loading