8. IDENTIFICATIE PROBLEMEN
Probleem
De machine wordt niet ingeschakeld.
Onregelmatig maaiwerk
Abnormale trillingen tijdens het gebruik.
De icoon Afb. 13.E blijft aan en de acculeds
2 en 5 knipperen.
Knoppenbord type "I" en "II"
Knoppenbord type "III"
De icoon Afb. 13.N knippert. Alle andere
indicaties in het drukknoppaneel (iconen/
leds) blijven functioneel en zichtbaar.
De iconen Afb. 13.E en Afb. 13.N blijven
aan, de leds van de accu 2 en 4 knipperen.
Knoppenbord type "I" en "II"
Knoppenbord type "III"
De icoon Afb. 13.E blijft aan en de acculeds
1, 4 en 5 knipperen.
Knoppenbord type "I" en "II"
Knoppenbord type "III"
Oorzaak
Accu plat.
De maai-inrichtingen zijn niet scherp
genoeg.
Hoge voortbewegingssnelheid ten opzichte
van de hoogte van het te maaien gras.
Maaigroep
vol met gras.
Onbalans van de maai-inrichtingen.
Maai-inrichtingen gelost.
Geloste delen.
Eventuele schade
Overbelasting van de accustroom:
Te zware werkomstandigheden.
Te steile helling.
Vooralarm van oververhitting van de accu,
de tractiemotor en/of de motoren van de
maai-inrichtingen voor:
Zware werkomstandigheden.
Overtemperatuur/ondertemperatuur van
de accu:
Zware werkomstandigheden.
Niet geschikte omgevingscondities.
Stroomoverbelasting van de maai-
inrichtingen:
Zware werkomstandigheden.
Verstoppingen die de rotatie van de maai-
inrichtingen verhinderen.
De maaigroep zit vol met gras.
NL - 9
Oplossing
Laad de accu op (par. 6.1).
Contacteer een erkend
dienstcentrum.
Verminder de voortbewegingssnelheid
en/of verhoog de maaihoogte.
Wacht tot het gras droog is.
Reinig de maai-inrichting.
Contacteer een erkend
dienstcentrum voor de controles,
vervangingen of herstellingen.
Verminder de voortbewegingssnelheid.
Verhoog de maaihoogte.
Verlaag de voortbewegingssnelheid en
controleer de helling van het terrein waarop
u werkt.
Verminder de voortbewegingssnelheid.
Verhoog de maaihoogte.
Leg de machine stil, wacht minstens 5
minuten en start ze daarna opnieuw.
Verminder de voortbewegingssnelheid.
Verhoog de maaihoogte.
Werk in een omgeving met geschikte
temperatuur voor de bedrijfscondities van
de machine.
Verminder de voortbewegingssnelheid.
Verhoog de maaihoogte.
Verwijder de verstoppingen.
Reinig de maaigroep.