kunt u de veiligheidsschakelaar (25)
weer loslaten.
2. Om het apparaat uit te schakelen, laat
u de startknop (26) weer los.
Laadtoestand van de
accu's controleren
De laadtoestandindicator (24) geeft de
laadtoestand van de accu (21) aan.
Druk op de toets van de laadtoestandin-
dicator (24) op het apparaat. De laadtoe-
stand van de accu wordt aangeduid met
de daartoe voorziene leds (3 leds per
laadtoestandindicator) die beginnen te
branden.
3 leds branden (rood, oranje en groen):
Accu geladen
2 leds branden (rood en oranje):
Accu gedeeltelijk geladen
1 led brandt (rood):
Accu moet worden opgeladen
Laad de accu (21) op wanneer al-
leen nog de rode led-lamp van de
laadtoestandindicator (24) brandt.
Werken met de draadspoel
•
Houd het apparaat op kleine grasper-
ken in een hoek van ongeveer 30° en
beweeg de maaikop gelijkmatig naar
rechts en links in een halfcirkelvormi-
ge beweging.
•
De beste resultaten verkrijgt u bij een
maximale graslengte van 15 cm. Is
het gras hoger, dan raden we aan om
het gras in meerdere cycli te maaien.
•
Om rond bomen, omheiningspalen of
andere hindernissen te maaien, gaat
u met het apparaat langzaam rond de
hindernis en maait u met de spits van
de draad.
•
Zorg ervoor dat u geen vaste hinder-
nissen (stenen, muren, houten omhei-
ningen enz.) raakt. Dit doet de draad
namelijk snel verslijten. Gebruik de
rand van de veiligheidsafdekking om
het apparaat op de juiste afstand te
houden.
Let op! Leg de maaikop niet op
de grond als het apparaat in
werking is!
Werken met het drietandse
mes
Draag tijdens het werken altijd
het draagtuig en gepaste vei-
ligheidskleding. Draag oog-,
gehoor- en hoofdbescherming.
Zorg ervoor dat het mes correct
is geïnstalleerd. Vervang bescha-
digde of stompe werktuigen.
Er bestaat een risico op ver-
wondingen.
Bewerk met het mes alleen vrije,
effen oppervlakken. Inspecteer
zorgvuldig het oppervlak dat u wilt
maaien en verwijder alle vreemde
voorwerpen. Zorg ervoor dat u niet
tegen stenen, metaal of andere hin-
dernissen stoot. Dit kan namelijk het
mes beschadigen en er kan terugs-
lag optreden.
•
Houd de snijkop over de grond als u
werkt en draai het apparaat als een
trimmer in gelijkmatige bogen lang-
zaam weg en weer.
•
Houd de snijknop niet schuin.
•
Gebruik het apparaat niet om wild-
groei of ondergroei te snoeien.
NL
89