Scheppach RoboCut L500 Manual Del Usuario página 89

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 99
m LET OP:
De maaier mag niet worden gebruikt op grind/ste-
nen.
m AANWIJZING:
Bepaal en maak een schets van de werkomgeving
voordat u begint met het leggen van de begrenzings-
draad (11).
m AANWIJZING:
De maximaal toegestane lengte van de begrenzings-
draad (11) is 300 m.
• De afstand van de begrenzingsdraad (11) tot de bui-
tenrand moet 30 cm bedragen (afbeelding 6).
• Een afstand van 8 cm tussen de begrenzingsdraad
(11) is voldoende indien alle onderstaande punten
van toepassing zijn (afbeelding 7):
- over het begrenzingsvlak kan worden gereden
(bijv. voetpad, oprit of iets dergelijks).
- het begrenzingsvlak ligt op hetzelfde niveau als
het maaioppervlak.
- er geen uitstekende of puntige delen op het be-
grenzingsvlak zijn die in contact kunnen komen
met de maaier of de messen en deze kunnen be-
schadigen.
- er zijn geen planten op het begrenzingsvlak die
niet gemaaid mogen worden.
• De begrenzingsdraad (11) kan worden ingegraven,
of worden vastgezet met de bijgeleverde draadpen-
nen (12).
• Bij het leggen van de begrenzingsdraad (11) moet
de hoek in de hoeken altijd >90° zijn (zie afbeelding
8+9).
• De robotmaaier (1) vindt gebieden/doorgangen met
verjongingen / een breedte van ≥ 0,8 m (afbeelding
10).
• De minimale breedte van het maaigebied is 0,8 m
(afbeelding 10).
• De maximaal mogelijke helling is 35% (20°).
m LET OP
Om ongevallen en/of schade aan personen of het
product te voorkomen, is het verboden het product
op steil terrein te gebruiken.
In afbeelding 11 kunt u zien, hoe u de helling be-
paalt.
m AANWIJZING:
Zie punt 8.3.3 voor de afbakening van hellingen/
struiken.
m LET OP!
Als u van plan bent een verticuteermachine in de
werkomgeving te gebruiken, is het verplicht de
begrenzingsdraad (11) in te graven.
82 | NL
8.3.1.1 Ingraven van de begrenzingsdraad (11)
• Maak bij het ingraven van de begrenzingsdraad
(11) een smalle groef in de grasnaaf met behulp
van een spade of iets dergelijks. Plaats vervolgens
de draad in de groef en dek deze af met aarde.
m BELANGRIJK:
Voor een probleemloze werking mag de begren-
zingsdraad (11) met max. 3 cm aarde worden be-
dekt.
• Nadat de begrenzingsdraad (11) met aarde is be-
dekt, is het voldoende de losse aarde met uw li-
chaamsgewicht te verdichten.
8.3.1.2 Bevestig de begrenzingsdraad (11) met
draadpennen (12)
m AANWIJZING:
De afstand tussen de draadpennen (12) mag niet
meer dan 80 cm bedragen (afbeelding 12).
• Plaats de begrenzingsdraad (11) op de grasnaaf op
een afstand van 30 cm of 8 cm van de buitenrand
(afbeelding 6/7).
• Bevestig de begrenzingsdraad (11) ten minste om de
80 cm met een draadpen (12) (afbeelding 12).
• Sla de draadpennen (12) in de grond met een ha-
mer (niet bij de levering inbegrepen) (afbeelding
13).
• Bij ongelijke of bochtige omstandigheden moet de
afstand tussen de draadpennen (12) dienovereen-
komstig worden verkleind.
8.3.2 Legtypes voor obstakels (eilanden) (afb. 14)
m AANWIJZING:
Voor grote en zware voorwerpen die hieronder als
voorbeeld worden genoemd, is een "eilandinstallatie"
niet noodzakelijkerwijs vereist:
- Boom
- Verhoogd bed
- Grote/zware plantenbakken
- Kas
- Tuinhuisje
Om kwetsbare/kleine voorwerpen tegen beschadi-
ging te beschermen, legt u de begrenzingsdraad (11)
als volgt:
• Breng de begrenzingsdraad (11) langs de buiten-
rand aan tot u het punt bereikt met de kortste af-
stand (maar ten minste 0,8 m) tussen de buiten-
rand en het obstakel.
• Leg de begrenzingsdraad (11) als "toevoerlijn"
langs de kortste weg naar het obstakel.
• Leg de begrenzingsdraad (11) op een afstand van 30
cm of 8 cm (zie punt 8.3.1) rond het obstakel.
loading