8. Montage / Voor ingebruikname
m LET OP!
Het product voor de ingebruikname absoluut
volledig monteren!
m LET OP!
Als u van plan bent een verticuteermachine in de
werkomgeving te gebruiken, is het verplicht de
begrenzingsdraad (11) in te graven.
m LET OP!
Gebruik geen trimmer in de buurt van de begren-
zingsdraad (11). Wees voorzichtig bij het knippen
van randen waar de begrenzingsdraad (11) zich
bevindt.
8.1 Opstellen / juiste positie van het laadstation
(10)
m LET OP
Bevestig het laadstation (10) pas met een hamer
(niet bij de levering inbegrepen) en de bevesti-
gingspennen (13) nadat u de hele werkomgeving
heeft afgebakend. (Afb. 16).
m AANWIJZING:
Maak geen nieuwe gaten in het laadstation.
m AANWIJZING:
Ga niet met uw voeten op de plaat van het laadstati-
on staan.
m LET OP
De verlengkabel en het netsnoer moeten zich
buiten de werkomgeving bevinden, zodat ze niet
worden beschadigd.
• Het laadstation (10) kan bij een schuur, een tuin-
huisje of het huis worden geplaatst.
• Het laadstation (10) moet op een vlakke onder-
grond worden opgesteld.
m AANWIJZING:
Plaats het laadstation (10) niet op een hellend of
oneffen oppervlak, anders zal het verbuigen en
wordt de werking belemmerd of kan er een defect
optreden.
• Het laadstation (10) moet zo worden opgesteld/ge-
positioneerd dat er vóór het laadstation (10) ten
minste één meter ruimte is, zonder obstakels en
dergelijke. (Afbeelding 3)
8.2 Begrenzingsdraad (11) aansluiten op laadsta-
tion (10)
m AANWIJZING:
De begrenzingsdraad (11) moet voor het laadstation
(10) worden gelegd, ten minste één meter lang, recht,
zonder hoeken en obstakels. Dit zorgt voor een goe-
de toegang tot het laadstation (10) (afbeelding 3).
• De begrenzingsdraad (11) moet voor en na het
laadstation (10) op ten minste 30 cm afstand van
grenzen, zoals de huismuur, worden gelegd. (Af-
beelding 3)
• Strip ongeveer 10 mm isolatie van één kant van de
begrenzingsdraad (11) (afbeelding 4).
• Breng de geïsoleerde begrenzingsdraad (11) in
de rode kabelklem "OUT", aan de achterzijde van
het laadstation (10). Steek aansluitend de begren-
zingsdraad (11) door de sleuf onder het laadstation
(10) (afbeelding 5).
• Leg vervolgens de begrenzingsdraad (11) zoals
beschreven in punt 8.3 "Begrenzingsdraad (11)
leggen".
m AANWIJZING:
De begrenzingsdraad (11) moet ten minste 100 cm
recht voor het laadstation (10) worden gelegd.
• Na het leggen van de begrenzingsdraad (11) de
overtollige draad inkorten.
• Om het tweede uiteinde van de begrenzingsdraad
(11) aan te sluiten, stript u ongeveer 10 mm isola-
tie van het uiteinde en steekt u het in de zwarte ka-
belklem "IN".
8.3 Begrenzingsdraad (11) leggen (afb. 1/2)
De begrenzingsdraad (11) moet als een lus rond de
werkomgeving worden gelegd. Wanneer de robot-
maaier (1) nadert, detecteren sensoren in het pro-
duct de begrenzingsdraad (11). De maaier verandert
onder een willekeurige hoek van richting wanneer hij
de begrenzingsdraad (11) bereikt.
Als de maaier moet terugkeren naar het laadstation
(10), zoekt/rijdt hij tot aan de begrenzingsdraad (11) en
draait dan gedefinieerd naar links.
Vervolgens gaat het langs de begrenzingsdraad (11)
terug naar het laadstation (10).
8.3.1 Algemene aanwijzingen/installatiemethoden
m LET OP:
Om schade aan het product te voorkomen, moet er
een obstakel van min. 15 cm hoogte zijn tussen de
begrenzingsdraad (11) en wateren/hellingen/strui-
ken en/of openbare wegen.
NL | 81