MOTOR
Het scherm toont de volgende elementen:
1.
Motortoerental
2.
Temperatuur motorwater
3.
Belasting van de motor als functie van de rijsnelheid (vermogen in %)
4.
Druk van de turbocompressor
5.
Geheugen motortoerental
TRANSMISSIE
Op het scherm verschijnen de volgende waarden:
1.
Instelling van de CRUISE CONTROL
2.
Temperatuur transmissieolie
3.
Toerental van de PTO achter en voor
4.
Status van de AUTOMATISCHE PTO en instelling van de hoogte voor ac-
tivering en deactivering
5.
Verschil motortoerental in PTO-modus
In het Cruise Control-gebied kunnen twee waardenparen van de transmissiesnel-
heid worden opgeslagen. De wijziging wordt aangebracht met de draaiknop.
Op de volgende afbeelding wordt het Cruise Control-gebied getoond:
1.
Instelling van de voorwaartse cruise-snelheid
2.
Instelling van de achterwaartse cruise-snelheid
3.
Cruise-snelheid (Geheugen 1)
4.
Cruise-snelheid (Geheugen 2)
In het gebied AUTOMATISCHE PTO kan de hoogte van de hefarmen voor active-
ring en deactivering van de PTO aan de achterzijde worden ingesteld. De wijziging
wordt aangebracht met de draaiknop.
De bediener kan de in- of afkoppeling van de automatische PTO apart besturen.
De linker balk geeft de limieten van de automatische PTO aan ten opzichte van de
absolute positie van de SAC.
De rechter balk geeft de positie voor activering / deactivering van de PTO ten
opzichte van de potentiometer van de maximale hefhoogte aan (waarde ingesteld
in %).
De volgende afbeelding toont het gebied van de automatische PTO:
1.
Lege pijl: geeft de deactivering van de PTO aan
2.
Opgevulde pijl: geeft de activering van de PTO aan
3.
Indicatielampje van activering van de automatische PTO
1-8
GEBRUIK EN ONDERHOUD
Afb. 19
Afb. 20
Afb. 21
Afb. 22