• De (groene) LED B op het
paneel gaat branden om aan
te geven dat de compressor is
ingeschakeld (afb.30).
Het apparaat zal de warmtewisselaar regelmatig ontdooien. Ge-
durende deze fase stuurt de klimaatregelaar geen warme lucht de
ruimte in, ook al blijven de inwendige onderdelen ingeschakeld, met
uitzondering van de ventilator van de omgevingslucht. Bij een lage
buitentemperatuur kan een vertraging optreden bij de overschake-
ling van de minimumsnelheid naar de medium- of maximumsnelheid
wanneer het signaal met de afstandsbediening wordt gezonden.
Soortgelijke vertragingen kunnen optreden bij de activering van het
oscilleren van de beweegbare flap. Vervolgens wordt de ventilator
uitgeschakeld en worden de beide flappen gesloten.
In de modellen zonder warmtepomp wordt de modus "verwarming"
verkregen door activering van de elektrische weerstanden en van
alleen de ventilator.
In deze modus werkt de ventilator op maximumsnelheid.
In de modellen met warmtepomp wordt de modus "verwarming"
verkregen door activering van de elektrische weerstanden en van
alleen de ventilator, of via de warmtepomp; de activering van een
van de twee systemen is afhankelijk van de detectie van de bui-
tentemperatuur en wordt autonoom beheerd.
3.5.9 - Regeling van de richting van de luchtstroom
• Niet beschikbaar voor dit model.
3.5.10 - Regeling van de ventilatorsnelheid
• De ventilatorsnelheid kan geregeld worden met de toets B5 (op de
afstandsbediening).
• De snelheid wijzigt volgens de onderstaande volgorde door meerdere keren op
de toets te drukken:
30
Laag > Medium > Hoog > Automatisch.
NL - 29
UNICO R