fig. 24 - Ringvoeding
3.5 Elektrische aansluitingen
Aansluiting op het elektriciteitsnet
B
De elektrische veiligheid van het apparaat wordt alleen bereikt wanneer het
correct geaard is, overeenkomstig de geldende veiligheidsnormen. Laat door
een vakman controleren of de aarding efficiënt en afdoende is. De fabrikant is
niet aansprakelijk voor eventuele schade die ontstaat doordat de installatie niet
geaard is. Laat bovendien controleren of de elektrische installatie geschikt is
voor het maximumvermogen dat door het apparaat wordt opgenomen (dit staat
vermeld op de typeplaat van de verwarmingsketel).
De verwarmingsketel is voorbedraad en voorzien van een kabel van het type "Y" zonder
stekker, voor aansluiting op het elektriciteitsnet. De aansluitingen op het net moeten wor-
den gerealiseerd met een vaste aansluiting, door middel van een tweepolige schakelaar
met een opening tussen de contacten van minstens 3 mm; er moeten zekeringen van
max. 3A tussen verwarmingsketel en lijn worden geplaatst. Het is belangrijk dat de po-
lariteiten (LIJN: bruine draad / NEUTRAAL: blauwe draad / AARDE: geel-groene draad)
in acht worden genomen bij het aansluiten van de elektriciteitsleiding. Zorg er bij het in-
stalleren of vervangen van de voedingskabel voor dat de aardgeleider 2 cm langer is dan
de andere.
B
De voedingskabel van het apparaat mag niet door de gebruiker worden vervan-
gen. Als de kabel beschadigd is, moet het apparaat worden uitgeschakeld en
dient u zich voor vervanging van de kabel uitsluitend tot gekwalificeerde vak-
mensen te wenden. Als de elektrische voedingskabel vervangen wordt, mag ui-
tsluitend een kabel "HAR H05 VV-F 3x0,75 mm2 worden gebruikt met een
buitendiameter van maximaal 8 mm.
Omgevingsthermostaat (optie)
B
LET OP: DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT MOET SCHONE CONTACTEN
HEBBEN. DOOR 230 V. AAN TE SLUITEN OP DE KLEMMEN VAN DE OM-
GEVINGSTHERMOSTAAT WORDT DE ELEKTRONISCHE KAART ONHER-
STELBAAR BESCHADIGD.
Bij het aansluiten van timerafstandsbedieningen of timers, mag de voeding
voor deze voorzieningen niet van hun schakelcontacten worden genomen. De
voeding ervan moet rechtstreeks door het net of door batterijen worden gele-
verd, afhankelijk van het type voorziening.
Toegang tot het elektrische klemmenbord
Draai beide schroeven "A" boven op het paneel los en verwijder het deurtje.
fig. 25 - Toegang tot het elektrische klemmenbord
3.6 Aansluiting op het rookkanaal
Het apparaat moet aangesloten worden op een rookkanaal dat ontworpen en gebouwd
is in overeenstemming van de geldende normen. De leiding tussen de ketel en het roo-
kafvoerkanaal moet vervaardigd zijn van voor dit doel geschikt materiaal, dat wil zeggen
bestendig tegen de temperatuur en tegen corrosie. Geadviseerd wordt de afdichting van
de verbindingspunten goed te onderhouden.
68
NL
ATLAS D ECO COND UNIT
3.7 Afsluiting van condensafvoer
De condensafvoer van het apparaat moet aangesloten worden op een geschikt afvoer-
net. Houd rekening met de specifieke plaatselijke en landelijke voorschriften inzake
afvloeien van condenswater in het afvalwaternet. Het verdient aanbeveling om bij ge-
bruik van ketels die niet uitsluitend werken op olie met een laag zwavelgehalte (gehalte
S<50 ppm) te voorzien in een systeem voor condensneutralisatie.
Sluit de condensafvoerleiding op de achterkant van de verwarmingsketel (detail A -
fig. 26) aan op het condensneutralisatiesysteem en op het afvalwaternet. De conden-
safvoerleidingen moeten zuurbestendig zijn en minstens 3° naar de afvoer hellen, zon-
der vernauwingen of verstoppingen.
B
BELANGRIJK. Alvorens het apparaat in werking te stellen de sifon met water
vullen.
LET OP: het apparaat mag nooit in werking worden gesteld met lege sifon!
Controleer regelmatig of er water in de sifon staat.
cod. 3541Q460 - Rev. 00 - 10/2015
fig. 26 - Condensafvoer