ps 3.21
11.2
IN EN uItLAAtvENtIEL
1. De vier schroeven op de frontkap losdraaien, frontkap
verwijderen.
2. Apparaat inschakelen ON (AAN) en zo uitschakelen OFF
(UIT), dat de zuiger in de onderste stand van de slag staat.
Beknellingsgevaar – niet met vingers of
gereedschap tussen de bewegende delen
komen.
3. Netstekker uit het stopcontact verwijderen.
4. Klembeugels van de aansluitbuis van de aanzuigslang
verwijderen, aanzuigslang verwijderen.
5. Retourslang losdraaien.
6. Apparaat 90° naar achteren kantelen zoadat de
materiaaltransportpomp beter bereikbaar is.
7. Verwijder de druksteelklem en schuif de behuizing van de
druksteel (7) uit de behuizing van de inlaatklep (1).
8. Inlaatventielbehuizing
materiaaltransportpomp draaien.
9. Onderste afdichting (2), onderste kogelgeleiding (3),
inlaatventielkogel (4), inlaatventielzitting (5) en O-ring (6)
demonteren.
10. Alle delen met geschikt reinigingsmiddel reinigen.
Inlaatventielbehuizing (1), inlaatventielzitting (5) en
inlaatventielkogel (4) controleren op slijtage, indien
nodig de delen vervangen. Versleten inlaatventielzitting
(5), die aan de andere zijde nog niet is gebruikt, andersom
monteren.
(afb.
11,
pos.
1)
uit
2
3
4
5
6
1
7
11. Uitlaatventielbehuizing (afb. 12, pos. 8) met bahco uit de
zuiger (9) draaien.
12. Bovenste kogelgeleiding (11), schijf (10), uitlaatventielkogel
(12) en uitlaatventielzitting (13) demonteren.
13. Alle delen met geschikt reinigingsmiddel reinigen.
Uitlaatventielbehuizing
(13), uitlaatventielkogel (12) , schijf (10) en bovenste
kogelgeleiding (11) controleren op slijtage, indien nodig
de delen vervangen. Versleten uitlaatventielzitting (12),
die aan de andere zijde nog niet is gebruikt, andersom
monteren.
14. Montage in omgekeerde volgorde uitvoeren. O-ring (afb.
11, pos. 6) met machinevet insmeren en controleren, dat
deze goed aanligt in de inlaatventielbehuizing (afb. 11,
pos. 1).
de
reparaTies aan heT apparaaT
(8),
uitlaatventielzitting
9
11
10
12
13
8
49