Regelaars "A" - "B" - "C" - "D"
OPMERKING: Fabrieksinstelling is met alle dip-schakelaars in
gesloten positie.
Gebruik van de temperatuursensor
Interne sensor: Deze wordt in alle installaties gebruikt waarvan
de regelaar aan de wand gemonteerd is. Om dit te activeren,
sluit springer JP1 zoals in iguur A en op de zeefdruk van het
electronische bord.
Afstandssensor: Deze wordt gebruikt op alle installaties met
regelkast op de unit. De sensor bevindt zich in de retourluchtstroom,
nabij de ventilator. Om dit te activeren, sluit springer JP1 zoals in
iguur B en op de zeefdruk van het electronische bord.
Fig. A
3
2
1
Interne sensor
OPMERKING: Fabrieksinstelling betekent een geactiveerde
interne sensor.
Diagnostische waarschuwingen
De volgende alarmsituaties worden aangegeven:
Blauwe LED
Knippert
regelaar in stand vorstbeveiliging ( ).
NTC Regelaar
Aansluiting stroom (ig. 29)
BELANGRIJK: De aardleiding moet aangesloten worden voordat
andere elektrische aansluitingen worden gemaakt.
Alvorens de voedingskabel aan te sluiten, moet worden
vastgesteld wat de lijn L en de neutraal N is. Breng vervolgens
de verbindingen tot stand zoals aangegeven in iguur 38-39.
Communicatieverbinding-bus
Gebruik de speciale stekker "J9" (ref. B): op de kaart om de "bus"-
communicatie aan te sluiten, let daarbij op de polariteit die op de
kaart is aangegeven. Gebruik bij voorkeur een kabel BELDEN 9842.
BELANGRIJK: De eenheid kan worden voorzien van een
"CRC"- kabelbediening of I.R.-bediening, deze bedieningen
zijn als accessoires verkrijgbaar. Als de "CRC"-bediening wordt
gebruikt, moet ze worden aangesloten op de klemblok "J2" (ref.
"A") en moet het systeem worden geconigureerd.
Contact venster (WS – Normaal geopend) (zie
ig. 29a)
Oefen met een kleine schroevendraaier, volgens het te openen
contact, kracht uit op een veer zoals op de afbeelding te zien is.
Breng de kabel aan in de ruimte eronder.
Indien het contact venster voor meer dan een minuut een
open vensterstand aangeeft, wordt de unit in de werking "Frost
protection" werkzaam gemaakt. De unit zal opnieuw normal in
werking treden wanneer het contact venster de stand venster
gesloten zal vermelden. De verbinding moet worden gemaakt
op de pin 11 en 12 van de connector J2 zoals volgens de iguur.
Fig. B
JP1
3
2
1
Afstandssensor
Rode LED
(groep rechts)
er is een storing opgetreden (sensor
defect of niet aangesloten).
Groene LED ( )
Het duidt aan dat de bediening in
UIT modus staat onder druk van het
externe contact.
Rode / Blauwe LED
Knippert
regelaar in stand "Autotest".
Autotest
De "Autotest" functie wordt geactiveerd door de
seizoensgebonden omschakelknop ingedrukt te houden
en teglijkertijd 3 keer binnen 1 seconde te drukken op
de " " knop. Op deze manier kan het starten van alle
ventilatorconvectoren gecontroleerd worden. De blauwe en
rode LED beginnen te knipperen. Elke unit wordt gedurende 10
seconden in onderstaande volgorde geactiveerd:
Ventilatortoerental laag.
Ventilatortoerental midden.
Ventilatortoerental hoog.
CV
Gemotoriseerde koudwaterklep
HV
Gemotoriseerde hete-water klep (enkel voor B en D
bedieningseenheden).
De digitale ingang kan worden geconigureerd via software
door deze normaal gezien open (default) of gesloten in te
stellen door middel van het programma "Service tool".
Contact "waarneming aanwezigheid" (PD) (zie
ig. 29b)
De unit is voorzien van een contact "waarneming aanwezigheid".
Wanneer deze invoer onwerkzaam is, volgt de unit de normale
tijdprogrammering (zie documentatie systeem Aquasmart).
Indien deze invoer minstens 5 seconden continu een
aanwezigheidstoestand meldt, wordt de unit daarentegen in
de werkwijze "Bezet" geforceerd. De verbinding moet worden
gemaakt op de pin 5 en 6 van de connector J2 zoals volgens de
iguur. De digitale ingang kan worden geconigureerd via software
door deze normaal gezien open (aan te raden) of gesloten in te
stellen door middel van het programma "Service tool".
Andere aansluitingen (zie ig. 29c)
1.
COM IN
2.
COM UIT/Occupancy LED
3.
GND
4.
+12 V d.c.
5.
Afzonderlijke ingang
6.
GND
7.
Ventilatorsnelheid in
8.
Setpoint In
9.
GND
10. AMB lucht
11. Afzonderlijke ingang 2
12. GND
}
"CRC"
83
42N_S 42N_E