1. Veiligheidsvoorschriften
1.3. Voor de installatie van de elektrische bedrading
Voorzichtig:
• Installeer stroomonderbrekers. Als er geen stroomonderbrekers worden
geïnstalleerd, kunnen elektrische schokken optreden.
• Gebruik voor de voedingsleidingen standaardkabels met voldoende capa-
citeit. Te lichte kabels kunnen kortsluiting, oververhitting of brand veroor-
zaken.
• Oefen bij de installatie van de voedingsleidingen geen trekkracht uit op de
kabels. Als de aansluitingen loszitten, kunnen de kabels loskomen of bre-
ken en oververhitting of brand veroorzaken.
1.4. Voor het proefdraaien
Voorzichtig:
• Zet de netspanningsschakelaar ten minste 12 uur voordat u het apparaat
gaat gebruiken aan. Als u het apparaat direct na het aanzetten van de net-
spanningsschakelaar inschakelt, kunnen de interne onderdelen ernstig
beschadigd raken. Laat de netspanningsschakelaar altijd aanstaan gedu-
rende het seizoen waarin u het apparaat gebruikt.
• Controleer voordat u begint met proefdraaien of alle panelen, beveiligingen
en andere beschermende onderdelen goed zijn geïnstalleerd. Draaiende of
warme onderdelen of onderdelen onder hoge spanning kunnen letsel ver-
oorzaken.
1.5. Gebruik van airconditioners met R410A-koelstof
Voorzichtig:
• Gebruik nieuwe koelstofpijpen.
Let bij het hergebruik van pijpen waarin R22-koelstof heeft gezeten op het
volgende:
- Reinig de pijpen en zorg ervoor dat de pijpen aan de binnenzijde schoon zijn.
- Vervang de bestaande fl ensmoeren en tromp de aansluitingsoppervlakken op-
nieuw op.
- Gebruik geen dunne pijpen. (Zie p. 29)
• Gebruik fosforhoudende, zuurstofarme, naadloze C1220-pijpen van koper
of koperlegeringen als koelstofpijpen. Controleer of de binnenkant van de
pijpen schoon is en vrij van schadelijke stoffen zoals zwavelverbindingen,
oxidanten, vuil of stof. Gebruik pijpen van de opgegeven dikte. (Zie p. 29)
• Bewaar de pijpen die voor de installatie zullen worden gebruikt binnens-
huis en laat de verzegeling aan beide uiteinden intact tot vlak voor het sol-
deren. (Laat kniestukken, etc. in hun verpakking.) Het binnendringen van
stof, vuil of vocht in de koelstofpijpen kan leiden tot achteruitgang van de
olie of compressorstoringen.
• Gebruik esterolie, etherolie of alkylbenzeen (in kleine hoeveelheden) als
koelolie om de aansluitingsoppervlakken af te dichten. Vermenging van de
koelolie met mineraalolie kan leiden tot achteruitgang van de koelolie.
2. Plaats
D
B
■
P100-P140
Fig. 2-2
A
E
C
Fig. 2-1
(mm)
• Zorg ervoor dat het apparaat goed is geaard. Sluit de aardleiding niet aan
op een gas- of waterleiding, bliksemafleider of aardleiding voor de tele-
foon. Onjuiste aarding van het apparaat kan elektrische schokken veroor-
zaken.
• Gebruik stroomonderbrekers (aardlekschakelaar, isolatieschakelaar (+B
zekering) en onderbreker met gegoten behuizing) met de opgegeven capa-
citeit. Het gebruik van stroomonderbrekers met een te hoge capaciteit kan
storingen of brand veroorzaken.
• Raak de schakelaars nooit met natte vingers aan. Hierdoor kan een elektri-
sche schok optreden.
• Raak de koelstofpijpen niet met blote handen aan als het apparaat in wer-
king is. De koelstofpijpen zijn heet of koud afhankelijk van de toestand van
de koelstof. Bij het aanraken van de pijpen kunt u brandwonden of bevrie-
zingen oplopen.
• Wacht nadat het apparaat is uitgeschakeld ten minste vijf minuten voordat
u de netspanningsschakelaar uitzet. Eerder uitzetten kan waterlekkage of
storingen veroorzaken.
• Gebruik uitsluitend R410A-koelstof. Bij gebruik van andere koelstoffen ver-
oorzaakt de chloor achteruitgang van de koelolie.
• Gebruik een vacuümpomp met een retourstroomregelklep.
Als de olie van de vacuümpomp terugstroomt in de koelleidingen, kan de
koelolie vervuild raken.
• Gebruik gereedschap dat speciaal is ontworpen voor gebruik met R410A-
koelstof. Het volgende gereedschap is vereist. Neem voor vragen contact
op met de dichtstbijzijnde dealer.
Gereedschap (voor R410A)
Verdeelventiel
Vulslang
Gaslekdetector
Momentsleutel
• Gebruik uitsluitend de juiste gereedschappen. Het binnendringen van stof,
vuil of vocht in de koelstofpijpen kan leiden tot achteruitgang van de koelolie.
• Maak geen gebruik van een vulcilinder. Het gebruik van een vulcilinder
leidt tot veranderingen in de samenstelling van de koelstof, waardoor de
effi ciëntie wordt verminderd.
2.1. Koelpijpen (Fig. 2-1)
► Controleer dat het verschil in hoogte tussen het binnen- en het buitenap-
paraat, de lengte van de koelpijpen en het aantal bochten in de leidingen
binnen de limieten zoals in onderstaande tabel aangegeven vallen.
Pijplengte
A
Modellen
(1 richting)
P100, P125, P140
max. 50 m
• De begrenzingen voor het hoogteverschil zijn voor alle opstellingen van binnen-
en buitenapparaten bindend, onafhankelijk van het feit welk apparaat hoger
opgesteld wordt.
D Binnenapparaat
E Buitenapparaat
2.2. De installatieplaats voor het buitenapparaat kiezen
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan direct zonlicht of andere warmte-
bronnen.
• Kies een plaats waar niemand last heeft van het geluid van het apparaat.
• Kies een plaats die eenvoudige aansluiting van de elektrische bedrading en pij-
pen naar het binnenapparaat mogelijk maakt.
• Vermijd plaatsen waar brandbare gassen worden geproduceerd of kunnen lek-
ken, stromen of samenstromen.
• Houd er rekening mee dat er tijdens de werking water uit het apparaat kan drup-
pelen.
• Kies een vlakke constructie die bestand is tegen het gewicht en de trillingen van
het apparaat.
• Vermijd plaatsen waar het apparaat door sneeuw kan worden bedekt. In
sneeuwrijke gebieden moeten speciale maatregelen worden getroffen zoals het
verhogen van de installatieplaats of het plaatsen van een afdak om te voorko-
men dat de sneeuw in of tegen de luchtinlaat terechtkomt. De sneeuw kan de
normale luchtstroom bemoeilijken en storingen veroorzaken.
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan olie, stoom of zwavelgas.
• Gebruik de tilhandgrepen van het buitenapparaat om het apparaat te verplaat-
sen. Als het apparaat van onderen wordt beetgepakt, kunnen verwondingen
ontstaan aan de handen of vingers.
2.3. Buitenafmetingen (Buitenapparaat) (Fig. 2-2)
Het getal tussen haakjes geldt voor de P125, P140-modellen.
Optrompgereedschap
Maatafstemmingsmeter
Vacuümpompadapter
Elektronische koelstofdrukmeter
B Hoogteverschil
C Aantal bochten
(1 richting)
max. 30 m
max. 15
27