DEFECT
De brander vergrendelt
na de voorventilatie en
er wordt geen vlam ge-
vormd.
De brander vergren-
delt tijdens de voor-
ventilatie.
De
brander
herhaalt
constant
de
startcy-
clus maar vergrendelt
niet.
6.2 STORINGEN IN DE WERKING
DEFECT
De brander vergren-
delt tijdens de wer-
king.
20098903
MOGELIJKE OORZAAK
De electromagneetventielen laten on-
voldoende gas door.
De electromagneetventielen zijn de-
fect.
Geen of onregelmatige elektrische
boog aan ontstekings-elektrode.
Lucht in de leidingen.
De luchtdrukschakelaar staat niet on-
der stroom.
Residuele vlam.
Het drukmeetpunt stand (fig. 10) is
slecht afgesteld.
De gasdruk (van het net) ligt zeer
dicht bij de waarde waarop de gas-
drukschakelaar is afgesteld.
Door de drukdaling bij opening van
het ventiel, gaat de gasdrukschake-
laar open.
Daardoor gaat het ventiel direct dicht
en slaat de motor af.
De druk stijgt opnieuw, de gasdruk-
schakelaar sluit opnieuw en herhaalt
de werkingscyclus. Enz.
MOGELIJKE OORZAAK
Sonde aan massa.
Vlam dooft 4 maal.
Luchtdrukschakelaar open.
De toevoerdruk controleren en/of de
electromagneetventielen regelen zoals
in de handleiding opgegeven.
Vervangen.
De correcte stand van de stekkers con-
troleren.
De correcte stand van de electrodes
controleren. Raadpleeg de handleiding.
De leidingen volledig ontluchten.
Luchtdrukschakelaar defect
Vervangen.
De luchtdruk is te laag (branderkop re-
gelen).
Ventiel defect. Vervangen.
Het drukmeetpunt correct afstellen vol-
gens de aanwijzingen in deze handlei-
ding. Hoofdstuk 4.5, blz. 12.
De min. gasdrukschakelaar regelen.
Controleer of hij goed geplaatst is en
eventueel corrigeren volgens hetgeen
in deze handleiding voorgeschreven is.
Maak de ionisatiesonde schoon of ver-
vang hem.
Controleer de druk in de gasleiding en/
of stel de elektromagnetische klep bij
zoals aangegeven in deze handleiding.
Luchtdruk te laag (kop niet goed afge-
steld).
Luchtdrukschakelaar defect: vervan-
gen.
17 NL
OPLOSSING
OPLOSSING