5. Het product in bedrijf nemen
WAARSCHUWING
Droogloop
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Zorg ervoor dat de pomp gevuld is met
verpompte vloeistof tijdens bedrijf.
5.1 Alvorens een voor ATEX
gecertificeerde pomp te starten
Houd u strikt aan de volgende checklijst.
1. Vergelijk de bestelling met de geleverde pomp en
motor. Controleer of het EPL (productbeveili-
gingsniveau) van de pomp en motor overeen-
komt met de bestelling. Als het EPL van de motor
verschilt met dat van de pomp of als de tempera-
tuurklasse van de motor verschilt met die van de
pomp, geldt het volgende:
– Het EPL dat het laagste beveiligingsniveau
aangeeft geldt. Voorbeeld: Het EPL van de
motor is Gc en dat van de pomp is Gb. Gc is
van toepassing.
– De temperatuurklasse die de hoogste tempera-
tuur aangeeft geldt.
Voorbeeld 1: De temperatuurklasse voor de
motor is T4 (135 °C) en de temperatuurklasse
voor de pomp is T3 (200 °C). T3 (200 °C) is
van toepassing.
Voorbeeld 2: De temperatuurklasse voor de
motor is T3 (200 °C) en de temperatuurklasse
voor de pomp is T4...T3. T3 (200 °C) is van
toepassing.
2. Controleer of de verpompte vloeistof en de
bedrijfstemperaturen in overeenstemming zijn
met wat wordt aangegeven in het "datablad voor
belangrijke toepassingen".
3. Controleer of de asafdichting en de rubberen
onderdelen van de pomp overeenkomen met de
bestelling. Zie het typeplaatje.
NKG 125-100-160 /160-142 H2 F 2 A KE O 2926
Afb. 5
Voorbeeld van codes voor rubberen
onderdelen en asafdichting
De uitleg bij het typeplaatje wordt weergegeven in de
installatie- en bedieningsinstructies voor de stan-
daardpomp.
4. Controleer of het maximale toerental op het type-
plaatje van de pomp overeenkomt met het toe-
rental van de motor en of de pomp niet bedoeld is
voor gebruik bij een frequentie van meer dan 60
Hz.
5. Controleer de uitlijning van pomp en motor. Volg
de procedure in de standaardinstructies.
6. Controleer voor het met olie gevulde lagerhuis of
de olie tot het juiste peil is bijgevuld. Gebruik
geen ander smeermiddel dan gespecificeerd. Zie
paragraaf
1.2 Verwante installatie- en bedie-
ningsinstructies.
7. Voor lagerhuizen met smeernippels controleert u
of smeervet in het lager kan worden gepompt.
Gebruik geen ander smeermiddel dan gespecifi-
ceerd. De smeernippel is mogelijk defect of het
smeermiddelkanaal is mogelijk geblokkeerd.
8. Controleer dat de pomp- en/of hulpunits gevuld
zijn met vloeistof en ontlucht zijn.
9. Controleer of de as vrij kan draaien.
Er mag geen mechanisch contact zijn tussen de
waaier en het pomphuis.
10. Controleer de draairichting. De juiste draairich-
ting wordt aangegeven met een pijl op het pomp-
huis.
11. Volg de speciale inschakelprocedures voor pom-
pen met dubbele afdichting (back-to-back of tan-
dem).
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de
desbetreffende pomp.
12. Als een pomp met dubbele afdichting (back-to-
back) is gekozen, controleer dan dat de afdich-
tingskamer onder druk staat.
13. Zorg er vóór het inschakelen en tijdens bedrijf
voor dat de pomp niet lekt en geen defecten
heeft.
14. De pomp moet nog een keer ontlucht worden in
de volgende gevallen:
– De pomp is een tijdje uitgeschakeld geweest.
– Er heeft zich lucht/gas in de pomp opgehoopt.
175